Populaire liedjes verklaard: De fanfare van honger en dorst
Elke cultuur heeft zijn liederen die door het volk worden meegezongen als ze worden ten gehore gebracht. In Vlaanderen is ‘De fanfare van honger en dorst’ zo een klassieker die met de regelmaat van de klok op festivals en optredens door Vlaamse (en ook Nederlandse) artiesten wordt vertolkt. Iedereen dicht het nummer aan Jan De Wilde (°1944) toe, maar de echte auteur heet Lieven Tavernier.
De grote verdwijntruc
Alleen muziekfanaten weten dat
Lieven Tavernier (°1947) ‘De fanfare van honger en dorst’ heeft geschreven. Dat zo weinigen daarvan op de hoogte zijn heeft te maken met het eenzelvige karakter van de auteur die zich liever wegcijfert dan op de voorgrond te treden. Zo heeft hij talloze liedjesteksten weggegeven aan andere artiesten. Voor de cd ‘Héhé’ (1991) schonk hij
Jan De Wilde drie nummers: naast zijn fanfare waren dat ‘
De eerste sneeuw’ en ‘
De verdwenen karavaan’.
Typisch was dat op het ogenblik dat Tavernier toch met zijn werk durfde naar buiten komen en onder druk van De Wilde een cd opnam (‘
Doe het licht’, 1995) en op de podia verscheen, het publiek dacht dat hij een eigen versie zong van andermans nummers daar waar het wel degelijk zijn eigen nummers betrof.
Inhoud van het nummer
Het liedje gaat over zes vrienden (zijn het kunstenaars, clochards, studenten?) die een wat zwervend bestaan leiden, de wereld willen verbeteren maar alleen op enkele typische locaties in Gent onder het zingen van
Bob Dylans ‘A hard rain’s gonna fall’ hun vriendschap kunnen bezegelen met mosselen, frieten en een stevige pint op de goedkoopste adressen. Soms verlaat een lid de fanfare voor een vrouw maar keert dan ook snel weer. Uiteindelijk zal de fanfare ontbonden worden als de leden een burgerlijk bestaan opbouwen, maar aan het eind zijn er de troostende woorden dat er steeds een nieuwe fanfare van honger en dorst zal opstaan.
Lieven Tavernier over het ontstaan van dit nummer: “
Mij interesseren de mensen waar het geluk niet langsgekomen is en die toch dit leven aanvaarden en het dienen. ‘Wintermensen’, die zich net als de winter onzichtbaar houden, niet in de kijker lopen en toch de moed niet opgeven hoewel het voor hen uitzichtloos lijkt. Ik hou van die mensen en omdat ze anders helemaal verdwijnen, probeer ik ze een plaats te geven in mijn songs.”
De thematiek van de ‘vrienden van vroeger’ kwam reeds aan bod in Taverniers novelle ‘
Over water’ die zich ook in Gent afspeelt en waarvoor de auteur in 1983 de literaire prijs van de stad Gent en in 1991 de August Beernaertprijs van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde kreeg. Baart het verwondering dat deze Germaanse filoloog afstudeerde met de eindverhandeling ‘Sociale stellingname over Gentse arbeidsliederen’?
Jan De Wilde
Het ingetogen nummer werd door Jan De Wilde (bekend geworden met ‘
Joke’, ‘
Ik kan het, ma’, ‘
Een vrolijk lentelied’) meer leven ingeblazen op zijn cd ‘
Héhé’ niet in het minst door toedoen van het arrangement van Doe Maar-zanger
Henny Vrienten die er in het tweede deel een echte fanfare aan toevoegde zodat het van een ‘praatlied’ een ‘meezinger’ werd. Tot op de dag van vandaag wordt het nog altijd beschouwd als het nieuwe Gentse stadslied dat tot ver buiten de stadsgrenzen door de Vlaming wordt meegezongen en zelfs op het repertoire staat van zangkoren zoals bleek op het Festival van de Amateurkunsten in Gent op 2 mei 2010 toen 1.800 koorzangers een unieke versie brachten.
Maar ook in Nederland raakte het nummer populair inzoverre Nederlandse artiesten er een eigen versie van brouwden. Zo zette de Brabantse folkzanger
Gerard van Maasakkers zijn versie op cd, bracht
Huub van der Lubbe, zanger van
De Dijk, het lied op diverse podia en won
Thé Lau met zijn interpretatie de Vlaamse liedjeswedstrijd ‘Zo is er maar één’ in 2008. Lau bracht het vervolgens op een live-cd uit begeleid door het blaasorkest De Volharding.
Uitspraken over het nummer
Guus Middag in het tijdschrift
Onze Taal (12/2008): “
De sfeer is middeleeuws. (…) Je zou denken dat dit een oud gildelied is, of een ballade uit de tijd van François Villon, maar daar sluit de inhoud toch niet helemaal bij aan. De fanfare schooiert in de loop van de nacht wat eten en drinken bij elkaar en eindigt de tocht elke nacht bij de jukebox van Eddie… (…) En ook toen kon het wel eens gebeuren dat een van de mannen verliefd werd, zodat de fanfare slonk… (…) De schorre stem van de zanger klinkt nog schorrer - alsof je Tom Waits in het Nederlands hoort zingen.”
Benno Barnard bij Friedl Lesage op Radio 1: “
Lieven Tavernier zij geprezen voor deze en andere geniale teksten. Eén van de mensen die Vlaanderen niet eert én zou moeten eren, zoals Emile Verhaeren. Eén van de grote zonen van Vlaanderen!”
Thé Lau: “
Ik heb het lied met plezier geadopteerd. Al merk ik dat ik af en toe dingen grappig vind die sommige Vlamingen net heel ernstig nemen. (…) Ik belde de componist van het nummer, Lieven Tavernier, om wat achtergrond en toen ik zei dat ik het een grappig lied vond, bleef het even stil. Hij hoorde zelf ooit bij zo’n fanfare, inderdaad, maar daar wilde hij weinig over kwijt. Neem die passage ‘En kwam er een vrouw die een van ons meenam’. Die mannen keerden altijd terug naar de club want ‘er was nooit een vrouw die mooier kon zingen dan onze fanfare van honger en dorst’. Dat leek mij sterk.”
Elders
Dat ‘de fanfare van honger en dorst’ intussen ingeburgerd is in het Vlaamse taalgebruik en de maatschappij in het algemeen kan geïllustreerd worden door enkele voorbeelden:
- In Geel kan je lekker gaan tafelen in een restaurant dat ‘De fanfare van honger en dorst’ heet.
- Op 19 november 2007 had er een manifestatie in Brussel plaats waaraan zowat 40.000 mensen deelnamen om de verbondenheid van de Belgen met een unitair België te benadrukken. Na afloop ervan, zo meldde de reporter van dienst in de krant De Morgen, dronk ‘de fanfare van honger en dorst’ een frisse pint en schaarde zich in de rij wachtenden bij de gelegenheidsfrituren in het Jubelpark.
- Naar de gevleugelde woorden van Jan De Wilde ontstond in juni 2006 ‘Die Verdammte Spielerei’, een nieuwe fanfare bestaande uit vier saxofoons, één percussionist en één van megafoon voorziene ‘onnozelaar’ die een loopje neemt met de Vlaamse koninklijke harmonieën en fanfares.
- In de handelingen van de Belgische Senaat kon men in de editie van 17 november 2003 een toelichting lezen op een wetsontwerp ingediend door Frank Creyelman betreffende de dotaties aan de koninklijke familie: “De Belgische koninklijke familie is niet bepaald de fanfare van honger en dorst. De persoonlijke goederen van de koninklijke familie zijn van enig niveau. (…)”