De school van de castraten
De Barok was het tijdperk der castraten. Gedurende zowat tweehonderd jaar schitterden zij in Europa met de virtuositeit van hun artificieel gevormde stemmen. Zij benadereden de perfectie in de zangkunst maar niet ten koste van veel menselijk leed. Immers, op zeer jeugdige leeftijd werden deze jongens ontmand waardoor men hun identiteit ontnam, hun psychologisch evenwicht verstoorde en de facto een normaal leven onmogelijk werd. Alles ten dienste van het vermaak van de heersende klasse.
De vertolkers
Omdat het bereik van deze stemmen zo hoog lag, tussen de alt en de sopraan, is het niet zo evident om de voor hen gecomponeerde muziek te brengen. De besten van de twee geslachten pogen deze oude muziek dezer dagen zo goed mogelijk te vertolken. Uiteraard staan de vrouwenstemmen er het dichtst bij. Langs mannelijke zijde hebben we de contratenoren die de vergelijking kunnen doorstaan, maar hoogst moeilijk, zoniet onmogelijk is het om de grootste,
Farinelli, te evenaren.
Het centrum van de castratenmuziek
Tot op heden is een degelijk algemeen overzicht van de wereld der castraten via tekst, muziek en beeld achterwege gebleven. Om dit toch op een enigszins aanvaardbare manier te kunnen doen werd er uitgegaan van de Italiaanse stad
Napels, het muzikale centrum van de westerse wereld einde van de 17de eeuw. De invloed van de stad strekt zich uit tot in de 18de eeuw.
Centrale figuur daar was
Nicola Porpora (1686-1768), componist, zangleraar en impresario, de grootste stemmenmaker van de 18de eeuw, bewonderd door onder andere
George Sand. Zijn roem dankte hij vooral aan het feit dat hij de grootste stemmen van zijn tijd hielp te vormen: Farinelli,
Caffarelli, Salimbeni, Appiani en Porporino. Tevens was hij leraar van de grote librettist
Pietro Metastasio en tot op zekere hoogte van de componisten
Johann Adolf Hasse en
Joseph Haydn.
Kiezen
Om tot een keuze van het castratenrepertoire te komen moet er gekozen worden uit honderden werken (opera’s, cantates, gewijde muziek) die speciaal voor deze castraten werden gecomponeerd. Het zijn werken die tot de meest veeleisende voor de menselijke stem behoren omdat ze van de uitvoerder een grenzeloze virtuositeit vergen en een perfecte beheersing van de stem om de rijkelijk versierde melodieën te kunnen zingen. Een breed stembereik is onontbeerlijk en om de vaak lange in één adem gezongen zinnen tot een goed einde te brengen is een grote longinhoud en een perfecte ademtechniek een conditio qua non.
Bartoli’s Sacrificium
Cecilia Bartoli, een Italiaanse mezzosopraan, ging de uitdaging aan en nam een cd op die gevuld is met liederen die door castraten werden uitgevoerd en die de veelzeggende Latijnse titel ‘
Sacrificium’ meekreeg, het offer. ‘Evviva il coltellino’ klonk het in het achttiende-eeuwse Italië, leve het mesje dat ervoor zorgde dat knapen het leven als castraten door moesten.
Dat mes vind je afgebeeld in het begeleidende boekje van de luxe-uitgave met als commentaar: ‘Het offer van honderdduizenden jongens in naam van de muziek’. Op de cover van de cd staat een marmeren androgyne Bartoli: een vrouw in een naakt mannenlichaam waarmee ze suggereert dat vrouwen evengoed deze muziek kunnen brengen.
Op concerten speelt Bartoli haar castratenrol meesterlijk in door in cape, gelaarsd en in nauwsluitende broek op te komen.
Het album
Elf van de twaalf aria’s op de cd werden nooit voordien op plaat gezet. Het zijn overwegend werken die in de school van Porpora als examenstukken werden gebruikt volgens Paul Janssen, en daardoor zo veeleisend zijn met briljante, uiterst zachte passages, eindeloze melismes, overweldigende coloraturen en een haast onmenselijke omvang. Bartoli maakt gebruik van haar fabelachtige bereik en de elasticiteit van haar stem. De overgrote meerderheid werd gecomponeerd voor en/of gezongen door de twee beroemdste castraten uit de muziekgeschiedenis Farinelli en Caffarelli.
- In deze enthousiaste aria stuwen de schallende trompetten en furieus spelende strijkers de zangpartij voort in een wervelend ’Come nave in mezzo all’onde’ (Zoals een schip in het midden van de golven) uit Nicola Porpora’s opera Siface. De violen symboliseren de witte kam van de aanrollende golven waarop de stuurman zijn turbulente liefdesschip tracht te sturen. (Caffarelli)
- Een bittere klacht die uit het hart van een stervende profeet komt. Met het aandoenlijke gebed ‘Profezie, di me diceste’ van Antonio Caldara grijpt Bartoli ons naar de keel. Een trage aria waarin de verbazingwekkende reikwijdte van haar stem voortreffelijk tot uiting komt. (Farinelli)
- De furie raast door dit ‘Cadrò, ma qual si mira’ uit Berenice van Francesco Araia, een van de moeilijkste aria’s die ooit geschreven werden. Dit bravourestukje met ellenlange coloratuurzinnen van wel dertig maten lang is Cecila Bartoli op het lijf geschreven. De fladderende violen onderstrepen het geaccidenteerde terrein waarop de schaapherder de vallende rotsblokken ziet voorbijrollen. (Farinelli)
- Diepe triestheid spreekt uit ‘Parto, ti lascio, o cara’ (Ik ga weg, ik verlaat je, mijn lief) van Porpora (uit Germanico in Germania). Deze prachtige aria wordt beheerst gezongen maar met zo’n emotionele intensiteit dat je er de tranen van in de ogen krijgt. Je voelt de spanning van de scheiding trillen als de muziek stokt voor de aria inzet. (Caffarelli)
- Porpora’s allegorische aria ‘Usignolo sventurato’ uit Siface weerspiegelt het gezang van een melancholische nachtegaal op de drempel van de dood de droefgeestige stemming van de zanger. Stem en fluit rivaliseren in een speels duet waarbij het orkest het geritsel en geruis van een lauwe nacht weergeven. (Caffarelli)
- ‘Misero Pargoletto’ (Arm kindje) van Porpora is een ingetogen elegie uit Siface. Je voelt door de meeslepende muziek de tranen van het personage van zijn wangen biggelen.
- Duizend furies strijken neer op het afgewezen hart van Semiramide (‘In braccio a mille furie’, Carl Heinrich Graun). In het opgezweepte orkest echoën de razende wraakgodinnen van de afgewezen heldin op het kortste nummer van de cd. (Farinelli)
- De verliefdheid die als een speels rondfladderende vlinder het hart doet kloppen van opwinding overheerst in Leonardo Leo’s ‘Qual farfalla’ uit Zenobia in Palmira. Een muzikaal gevisualiseerde emotie in een luchtig lied met harpbegeleiding terwijl de strijkers in sourdino spelen. (Farinelli)
- De enige aria die al eerder werd opgenomen door Karina Gauvin (‘Porpora Arias’). ‘Nobil onda’ (De edele bron) uit Porpora’s Adelaide is een allegorische aria: zoals een bergrivier zich moeizaam een weg zoekt om des te vrolijker te kunnen stromen, zo komt een bedrukt hart gesterkt uit de beproevingen. Bartoli sleept je mee met haar uitgelaten zang. (Farinelli)
- ‘Deh, tu bel Dio d’amore’, Carl Heinrich Graun, uit Adriano. Een aandoenlijk mooi gezongen klacht van een man die met angst in het hart wacht op zijn geliefde die zich verlaat heeft.
- De aria ‘Chi temea Giove regnante’ (Wie vreesde het rijk van Jupiter) van Leonardo Vinci (uit Farnace) begint met een donderslag die doorheen het hele stuk doorklinkt en het coloratuuraspect van de zanglijn rechtvaardigt. Zulke wervelende aria’s werden speciaal voor castraten geschreven zodat ze hun virtuositeit met panache konden demonstreren. Jupiters bliksems en donder klinken door in deze goddelijke muziekstroom. (Farinelli)
- In Antonio Caldara’s ’Quel buon pastor son io’ (uit ‘La morte d’Abel’) is de schaapherder bereid om zijn leven te geven voor het welzijn van zijn kudde. Een tien minuten lang stuk gewijde muziek, een schitterend samenspel tussen orkest en zang met de zuiverheid van de klassieke barokmuziek. Deze aria werd speciaal voor Farinelli gecomponeerd.
Bonus cd bij de luxe-uitgave
Hierop staan de drie beroemdste en populairste aria’s die voor castraten werden gecomponeerd.
- Ricardo Broschi, broer van Carlo (Farinelli) schreef deze ‘Son qual nave’, een virtuoos stuk met enkele rustige, wondermooie passages, met alweer een allegorische inhoud: een in moeilijkheden gebracht schip bereikt alsnog de veilige haven.
- De openingsaria ‘Ombre mai fu’ uit Serse van Händel is een van de meest geliefde aria’s uit zijn oeuvre. Dit slepende door merg en been klinkende lied werd door tal van mezzosopranen opgenomen, maar is dit niet een van de mooiste versies? (Caffarelli)
- Geminiano Giacomelli’s ‘Spoce, non mi conosci’ werd zowel door Farinelli als Caffarelli gezongen, maar werd wereldberoemd in de bewerking van Vivaldi. Het is een innig en gevoelig zangstuk, hemels gezongen, met een dramatisch middendeel waarin Bartoli haar expressiviteit ten volle kan uitleven en als een klauwende leeuwin over ontrouw, wreedheid en dood zingt.