De Spaanse cinema
De Spaanse film bevindt zich op dit moment op een hoogtepunt met internationaal bekende regisseurs als Pedro Almodóvar, Fernando Trueba en Alejandro Aménabar en acteurs als Javier Bardem, Penélope Cruz en Antonio Banderas, allemaal op de één of andere manier winnaar van een Oscar. Maar daarnaast heeft het ook een interessante geschiedenis dankzij een ontwikkeling langs de Avant garde van de jaren 20-30, de censuur onder Franco en een hernieuwde vrijheid na 1975
De allereerste Spaanse film was ‘Salida de la misa de doce de la Iglesia del Pilar de Zaragoza’ van Eduardo Jimeno Correas en werd in Madrid getoond met de zg. ‘cinematograph’, ontwikkeld door de gebroeders Lumière in 1896. De eerste film met een echt verhaal is echter van 1897 (‘Riña en un café’, ruzie in een café, van Fructuós Gelabert).
De stomme film
Rond 1924 was Barcelona het centrum van de Spaanse filmindustrie. Het soort film dat in die periode vooral gemaakt werd wilde het Spaanse karakter ervan extra accentueren, zelfs overdrijven. Zulke films heten nu nog ‘españoladas’. Het heeft nogal lang geduurd voordat de Spaanse film zich helemaal van die mentaliteit heeft losgemaakt. In de jaren 60-70 –natuurlijk al in het tijdperk van de gesproken film- was er een waar bombardement van zulke films, die de censuur van het toenmalige Franco-regime met glans konden doorstaan.
In 1928 nam Madrid de dominantie van Barcelona over. In datzelfde jaar nog werden 28 van de 144 gelanceerde films in die stad geproduceerd. De eerste gesproken film in Spanje, ‘El misterio de la Puerta del Sol’, van Francisco Elías Riquelme, behoorde daartoe. Rond die tijd draaide Luis Buñuel (1900-1983) met Salvador Dalí zijn ‘Un chien andalou’ (1928) en vierde de regisseur Florián Rey (1894-1962) grote successen in Parijs.
De gesproken film
Rond 1931 raakte de Spaanse filmindustrie in een crisis dankzij de aanvoer van de buitenlandse films. Het jaar daarop werd de zg. ‘Compañía Industrial Film Española S.A.’ (CIFESA) gesticht. Uiteindelijk zou dat de grootste filmmaatschappij worden, die Spanje ooit heeft gekend. Luis Buñuel maakte daarvoor zijn eerste documentaire, ´Las Hurdes, tierra sin pan’. Een andere regisseur, die voor de oorlog voor deze maatschappij films produceerde, was Benito Perojo (1894-1974), met o.a. het grote kassucces ‘La Verbena de la Paloma’.
Tijdens de Spaanse burgeroorlog
Gedurende de Spaanse burgeroorlog (1936-1939) werd de film aan beide kanten gebruikt als een middel voor propaganda. Aan Franco-zijde werd daartoe het zg. ‘Departamento Nacional de Cinematografía’ opgericht. Het gevolg van het verloop van de oorlog was echter wel dat vele belangrijke regisseurs en acteurs naar het buitenland zouden vluchten.
De jaren na de oorlog
Onder Franco werd een strenge filmcensuur ingesteld, evenals de wettelijke verplichting om buitenlandse films in het offíciele Spaans in te spreken, iets wat tot op de dag van vandaag nog steeds gedaan wordt in de gebieden waar het nog gesproken wordt. CIFESA stak opnieuw de kop op en werd in de jaren vijftig de filmmaatschappij ‘par excellence’. De meeste commerciële successen van die periode kwamen op haar naam te staan. In 1953 werd ook voor het eerst het Filmfestival van San Sebastián gehouden. Nog steeds wordt dat beschouwd als één van de belangrijkste internationale filmfestivals en jaarlijks worden er films gepresenteerd, die van groot belang zijn binnen de filmkunst.
De jaren vijftig en zestig
In de jaren vijftig kwam in Spanje dankzij de film ‘Marcelino, pan y vino’ van Ladislao Vajda (1906-1965) de mode van de kindsterren (Joselito, Rocío Durcall, Marisol, etc.) op gang. Die duurde tot ver in de jaren zestig. Maar er kwamen ook zg. neo-realistische films van de grond, o.a. van Juan Antonio Bardem (1922-2002) met ‘Muerte de un ciclista’ en 'Calle mayor’, en Luis Berlanga (1921-2010), o.a. met de zeer gevierde ´Bienvenido, Mister Marshall’ en ‘El verdugo’. Juan de Orduña (1900-1974) draaide in 1957 ‘El último cuplé’ met Sara Montiel, een film met een enorme commerciele repercussie die de internationale carrière van de actrice in een stroomversnelling bracht. In de jaren zestig kwam ook Luis Buñuel, na een vrijwillige verbanning naar Frankrijk en Mexico, weer enkele malen terug naar zijn geboorteland om er ‘Viridiana’ (1961) en ‘Tristana’ (1970) te draaien, twee films die veel stof deden opwaaien in het klassieke Spanje.
Na de dood van Franco
Nadat in 1975 de dictatuur in Spanje in de persoon van Franco stierf, werd ook de censuur afgeschaft. Dit gaf nieuwe kansen aan de andere culturen en talen binnen Spanje en leidde o.a. tot het oprichten van het zg. ‘Institut de Cinema Català’ (het Catalaanse Filminstituut). Via de film kreeg de Spanjaard ook de kans om zijn meest recente geschiedenis de herzien, zoals met ´Canciones para después de una guerra’ (Liederen voor na een oorlog) van Basilio Martín Patino uit 1976, ‘Pim pam pum fuego’ (Pedro Olea, 1975), waarin aan bod kwam welke problemen en tegenstand de verliezers van de burgeroorlog hadden om zich daarna te bedruipen, en ‘La escopeta nacional’ (1978), van Berlanga.
Langzamerhand kwam ook de internationale erkenning van de Spaanse film. José Luis Garcí (1944) was in 1982 de eerste Spaanse regisseur, die een Oscar voor de beste buitenlandse film zou ontvangen met ‘Volver a empezar’, over de terugkeer van een een Spaanse wetenschapper, die in de VS woont en werkt, naar zijn geboortestreek. Deze successen werden in 1992 gevolgd door Fernando Trueba (1955) met ‘Belle epoque’ (beste buitenlandse film), in 1999 en 2002 door Pedro Almodóvar (1949) met respectievelijk ‘Todo sobre mi madre’ (beste buitenlandse film) en ‘Hable con ella’ (beste scenario), en in 2005 door Alejandro Amenábar (1972) met ‘Mar adentro’ (beste buitenlandse film). Maar ook andere filmmakers zijn zeker de moeite waard genoemd te worden, zoals de veelzijdige Fernando Fernán Gómez (1921-2007), Carlos Saura (1932), Fernando Colomo (1946) en Alex de la Iglesia (1965), stuk voor stuk bekroond met meerdere Goya's, sinds 1987 het Spaanse equivalent van de Amerikaanse Oscar.
Foto boven: Regisseur Pedro Almodóvar in 1993 met Victoria Abril tijdens de Cesar uitreikingen in Parijs.
Lees verder