Het turbulente leven van Tsjaikovski
Wanneer men aan klassieke muziek denkt, zijn er bepaalde componisten die er meteen uitspringen. Pjotr Iljitsj Tsjaikovski is hier één van. Iedereen kent wel één van zijn composities (misschien niet bewust maar zeker onbewust!), bijvoorbeeld de Notenkrakersuite, het Zwanenmeer of de wals uit Disney's Doornroosje. Er is echter weinig bekend over zijn turbulente leven. In dit artikel leest u meer over zijn persoonlijke achtergrond.
Pjotr Iljitsj Tsjaikovski werd geboren in 1840 op 25 april (Russische telling, in andere landen was het 7 mei). Zijn vader was een succesvolle directeur van grote ijzermijnen in Kamsko-Votkinsk. Hij was tweede van zes kinderen en één van drie broers. Zijn moeder stamde af van een franse familie en er zijn neurotische tendensen aan haar kant van de familie, wat ook verklaart waarom Tsjaikovski zo neurotisch is. Als klein kind had hij een hechte relatie met zijn moeder, maar toen de familie in 1844 de gouvernante Fanny Dürbach in dienst nam, raakte hij juist meer aan háár gehecht. Ze kon goed met zijn wisselende stemmingen omgaan en bleef altijd aardig en warm.
Op vijfjarige leeftijd begon hij met pianoles, en
vaak raakte hij zo geobsedeerd door het stuk dat hij aan het studeren was, dat hij het niet meer uit zijn hoofd kon krijgen en hier kon hij niet tegen. Maar het lijkt alsof zijn eerste acht jaren vrij gelukkig waren. Daarom was het zo’n schok voor hem toen in 1848 zijn vader ontslag nam met de hoop een nieuwe baan te krijgen in Moskou. Al het personeel werd ontslagen, inclusief Fanny, en de familie vertrok naar Moskou, maar bij aankomst kwamen ze er achter dat de baan al aan iemand anders was gegeven. Na een korte instabiele periode werden de twee oudste broers (dus ook Pjotr) naar Schmelling school gestuurd, dit is een kostschool in Sint Petersburg. Hier hoopte Tsjaikovski toch enige stabiliteit te hebben in zijn leven.
Twee jaar later ging zijn vader in Siberië werken en Tsjaikovski werd gestuurd naar de school van Jurisprudence, waar hij verbleef tot de laatste reünie van zijn familie in 1852. De stabiele periode na 1852 werd verstoord door de
plotselinge dood van zijn moeder in 1854, ze overleed aan cholera. Hij zocht emotionele steun in muziek en tegen 1855 kreeg hij nog meer muzieklessen naast piano. Deze inspireerden hem om liederen te schrijven, waarin duidelijk zijn liefde voor eigentijdse Italiaanse opera te herkennen is. Na het voltooien van zijn scholing ging Tsjaikovski als klerk werken bij het ministerie van justitie en hij was een populaire jongeman.
In 1862 was hij al begonnen aan een serieuze muzikale studie op het conservatorium van Sint Petersburg (waar Anton Rubenstein directeur was) en hij volgde hier twee lessen per week, en daarnaast hield hij zijn functie als klerk. Maar hij kon dit niet tegelijkertijd volhouden, dus nam hij
in 1863 ontslag bij het ministerie. Hij stortte zich volledig op de muziek en binnen korte tijd had hij enige orkestwerken geschreven, en toen in 1865 Rubenstein’s broer Nicholas een nieuwe hoogleraar harmonie nodig had voor het conservatorium van Moskou, werd de 25-jarige Tsjaikovski aanbevolen.
Aan het begin van 1866 ging Tsjaikovski bij Nicholas Rubenstein inwonen. Eerst had hij nog een beetje heimwee en schreef hij vele brieven naar huis, maar geleidelijk aan begon hij zich in Moskou thuis te voelen en hij begon zelfs zijn eerste symfonie te schrijven (In G mineur, Op.13 Winterdromen) Deze compositie begon hem op een gegeven mentaal uit te putten, maar ondanks dat maakte hij het af en hij ging zelfs op vakantie erna. Na enkele correcties en uitstellingen werd de symfonie in 1868 in Moskou uitgevoerd. Door dit stuk kreeg hij
erkenning van enkele componisten uit de Nieuw-Russische school, onder andere Rimsky-Korsakov en Balakirev. Toen hij in 1868 naar Sint Petersburg ging nam hij ook gedeeltes mee van de opera waaraan hij was begonnen, de “Voyevoda” (stukken hieruit zouden uiteindelijk te vinden zijn in het Zwanenmeer en andere composities). Tijdens dit bezoek ontmoette hij de hele groep van componisten en hij had een hechte vriendschap met Borodin en Rimsky-Korsakov. Balakirev stelde Tsjaikovski voor dat hij een ouverture zou kunnen schrijven op het thema van Romeo en Julia. Het resultaat werd volledig goedgekeurd en Rimsky-Korsakov noemde het tweede thema
één van de beste thema’s in de Russische muziek. Tsjaikovski had blijkbaar zijn talent gevonden.
De jaren daarna zou Tsjaikovski veel heen en weer reizen tussen Moskou en Sint Petersburg, en hij was gelukkig, al droomde hij van de geborgenheid van een gezinsleven, dat hem
niet werd toegestaan door zijn homoseksualiteit. In 1871 schreef hij een strijkkwartet en zijn hechte vriendschap met Vladimir Shilovsky gaf hem een emotionele steun voor de volgende vijf jaar. In 1872 voltooide hij zijn derde opera, de Opritsjnik (ook genaamd De Lijfwacht), maar het werd pas uitgevoerd in 1874. Tegen die tijd had hij zijn tweede symfonie Op.17 Kleinrussische al af. Hij was vergevorderd met zijn eerste pianoconcerto Op.23. Het concerto werd eerst als onspeelbaar verklaard, maar de musicus Hans von Bülow zou het alsnog uitvoeren, en het werd een succes.
In 1857 was Tsjaikovski met zijn derde symfonie (Poolse) begonnen, waarin hij probeerde de gebruikelijke ontwikkelingstechnieken toe te passen, wat hem ook deels lukte. Het volgende jaar reisde hij naar Parijs, waar hij geïnspireerd werd door Carmen, en hij ging naar Beirut, waar hij De Ring cyclus ontzettende onzin vond. In 1865 kreeg hij de opdracht een nieuw ballet te schrijven voor het Staatstheater van Moskou. Dit zou uiteindelijk resulteren in
het ontstaan van het Zwanenmeer. Met dit werk liet Tsjaikovski zijn uitstekende ritmische en melodische vaardigheden zien en ook werd duidelijk hoe hij zich geheel wijdde aan muziek. De première van dit stuk in 1877 verliep niet goed omdat de dirigent een amateur was en het publiek was niet voorbereid op zo’n dramatisch stuk.
In 1876 ontmoette Tsjaikovski Nadezhda von Meck, een weduwe die erg veel geld had en een passie had voor muziek.
Hun relatie draaide meer om muziek dan om liefde, hoe intiem ze ook werden, want
ze schreven elkaar alleen. Von Meck had ooit een persoonlijke uitvoering van zijn muziek betaald, en sindsdien werden ze steeds meer intiem. Ze hebben elkaar nooit ontmoet, maar elkaar één keer gezien toen ze op verschillende balkons stonden op een vakantie in Italië.
In hetzelfde jaar ontmoette Tsjaikovski Antonina Milyukova, een 28-jarige vrouw die gepassioneerde brieven aan hem had geschreven en die hij jammer genoeg had beantwoord, omdat ze een vreemde vrouw was. Doordat hij door zijn verschillende compositieprojecten overbelast raakte,
besloot hij dat hij met iemand moest trouwen. Na een paar ontmoetingen met Antonina, vroeg hij haar ten huwelijk. Haar antwoord was ‘ja’. Aangezien hij homoseksueel was en eigenlijk iemand zocht om een soort surrogaatmoeder te zijn, kon hij geen slechtere keus hebben gemaakt. Ze toonde geen interesse in muziek, was emotioneel gezien heel erg onstabiel en
wilde niet inzien dat Tsjaikovski lichamelijk geen interesse toonde in haar. Ze trouwden in juli 1876. Al na enkele dagen had hij hier spijt van en na een mislukt bezoek aan zijn nieuwe schoonouders, vluchtte hij naar Kiev. Na een zelfmoordpoging van haar, kwamen de twee weer bij elkaar, maar Tsjaikovski regelde dat er een telegram naar hem gestuurd zou worden waarin zijn onmiddellijke aanwezigheid werd gevraagd in Sint Petersburg. Bij aankomst in het hotel leed hij 48 uur lang aan een mentale en emotionele instorting. Nicholas Rubenstein en Tsjaikovski’s broer Anatol vertelden het slechte nieuws aan Antonina, en zij beloofde hem bij te staan.
Het echtpaar zag elkaar nooit meer hierna, en Antonina verbleef haar laatste 20 jaar in een mentale inrichting.
Het gevolg hiervan was dat madame von Meck beloofde Tsjaikovski financieel te ondersteunen, zodat hij kon componeren wanneer hij wilde. De winter en lente van 1877-78 bracht hij door in Florence, waar hij zijn meesterlijke opera Eugen Onegin voltooide. Het lijkt alsof Tsjaikovski een lange periode van herstel begint,
waarin het jaren duurt voordat hij zijn oorspronkelijke niveau van componeren weer bereikt. Zijn oude collega Balakirev kwam met een idee voor een symfonie en na enige twijfel begon Tsjaikovski in 1885 van de Manfred symfonie, dat geïnspireerd werd door de held van Byron’s beroemde gedicht. Ook nu nog wordt dit gezien als één van zijn mooiste symfonieën.
Nog beter was zijn vijfde symfonie in 1888, waarin Tsjaikovski zijn favoriete compositieonderwerp behandelde: het lot en de onmogelijkheid om dit lot te ontwijken. Er is geen twijfel mogelijk dat hij door vroegere werken veel ervaring heeft opgedaan die terugkomt in het stuk. Deze compositie is een concert favoriet, en bevat ook de gebruikelijke rijke melodieën van Tsjaikovski. Het is erg toepasselijk dat Tsjaikovski er plezier in had dit stuk te dirigeren.
In 1889 begon hij te werken aan
zijn tweede ballet, Doornroosje, waaraan hij werkte tussen twee drukke concertreizen in West-Europa. Dit wordt gezien als één van zijn meest subtiele balletten. Zijn volgende opera was gebaseerd op een Poesjkin verhaal: Pique Dame (Schoppenvrouw). Zijn broer Modeste had het libretto voorbereidt en Pjotr had deze een beetje gewijzigd, zodat de thema’s van lot, dood en obsessie werden benadrukt. Na het voltooien van deze compositie vertrok hij naar Italië.
In hetzelfde jaar ontving hij een pijnlijke brief van madame von Meck, waarin zij meldde dat ze hem
niet meer financieel kon ondersteunen. Het geld was niet meer van belang omdat Tsjaikovski met zijn composities zelf genoeg geld verdiende, maar hij had het gevoel alsof hun vriendschap niets had betekend voor haar. En toen zij zijn brieven niet beantwoordde, viel er een stilte tussen hen. Wat Tsjaikovski niet wist, was dat madame von Meck leed aan mentale en lichamelijke aftakeling, wat tot haar vroegtijdige dood leidde. Ondertussen was zijn opera Pique Dame een succes geworden en een jaar later in 1891, na een uitputtende concertreis door Amerika, ging
zijn laatste en meest populaire ballet De Notenkraker in première. Vreemd genoeg werd De Notenkraker niet goed ontvangen en werd het in een laag tempo wereldwijd populair.
Het jaar 1893 begon goed, met de voltooiing van zijn zesde symfonie Pathétique. In mei vertrok hij naar Engeland om een
eredoctoraat van de muziek te ontvangen van de Cambridge Universiteit. In de zomer begon hij met de voorbereidingen van de symfonie, en na een succesvolle première in Sint Petersburg in oktober, bleef hij daar. Maar binnen enkele dagen werd hij dodelijk ziek opgenomen, lijdend aan verschrikkelijk pijnen. De officiële reden voor zijn dood was cholera, maar in de laatste jaren wordt gespeculeerd dat
Tsjaikovski gedwongen werd zelfmoord te plegen, door een raad van oude medescholieren, nadat de heer Stenbok-Fermor hem had
beschuldigd van een relatie met zijn zoon. Dus het lijden werd niet veroorzaakt door cholera maar door arsenicum. Enkele dagen later vond er een gigantische begrafenis plaats in Sint Petersburg, met een kerkdienst in de Kazinkathedraal en Tsjaikovski kwam vlakbij het graf van Borodin en Moussorgsky te liggen.