Luis Buñuel, het surrealisme in de film
Het belang van de Spaanse filmer Luis Buñuel (1900-1983) is de internationale filmgeschiedenis is groter dan nog steeds wordt onderkend. Hij was de eerste, die zijn films maakte in de structuur van het onderbewuste: werkelijkheid en droom wisselden elkaar meestal onmerkbaar af. Die stijl heeft hem gedurende zijn hele leven nauwelijks losgelaten.
Luis Buñuel werd als kind naar een streng religieuze kostschool voor rijkeluiskinderen gestuurd. Zijn vader, die een conservatieve grootgrondbezitter was, dacht hem daarmee de juiste opvoeding te geven.
Het liep heel anders. Hij werd vanwege slecht gedrag van de jezuïetenschool weggestuurd en kwam zo op een school in Zaragoza terecht, waar hij voor het eerst in contact kwam met de film. Toen hij later naar Madrid werd gestuurd voor een studie Landbouwwetenschappen, kreeg hij contact met het kunstenaarsleven aldaar. Hij leerde o.a. Federico García Lorca en Salvador Dalí kennen, en het marxisme.
Breuk met de familie
Dat allemaal samen, zorgde ervoor dat hij al jong voor de kunst koos. Hij zag daarin de weg naar een leven in absolute Daarmee zwoor hij het katholicisme en zijn rijke aristocratische afkomst af. Zijn gehele verdere leven zouden twee van de belangrijkste thema´s in zijn films religie en bourgeoisie zijn, in negatief aspect dan.
De invloed van Salvador Dalí
Un chien andalou. In Parijs ontmoette Buñuel
Salvador Dalí, waarmee hij in 1928 de geroemde film ‘Un chien andalou’ maakte. Deze film, die slechts twintig minuten duurt, is een aaneenschakeling van surrealistische beelden. Daardoor heeft het de structuur van een droom. Het wordt algemeen gezien als een mijlpaal in de filmgeschiedenis en heeft zeker invloed gehad op latere films. In zijn latere carriêre zou Buñuel vaak teruggrijpen naar deze stijl.
L'Age d'Or. Na dit succes werkten Buñuel en Dalí samenaan een volgende film, ‘L'Age D'Or' (1929). Deze film is een stuk minder abstract en bevat politieke en symbolische elementen. Dalí was van mening dat kunst niet gecombineerd kon worden met politiek en dat surrealisme moest voortkomen uit het onderbewuste van de geest. Omdat in 'L'Age D'Or' metaforen worden gebruikt, vond Dalí dat daar dan teveel over was nagedacht. Daarom kon het niet surrealistisch zijn. Die opvatting distantiëerde hem van de film en van Buñuel.
Verbod in Frankrijk. Tot overmaat van ramp werd de film ook nog in Frankrijk verboden, wat maakte dat Buñuel in 1931 terugkeerde naar Spanje, precies rond het uitroepen van de Republiek. Daar filmde hij in 1932 een documentaire over een dorp op het Spaanse platteland dat uitgebuit werd. Het kreeg veel weerklank, maar omdat het duidelijk een marxistisch getinte documentaire was, bracht het ook veel mensen tegen hem in. Toen dus vier jaar later de Spaanse Burgeroorlog uitbrak, nam Buñuel het zekere voor het onzekere en vluchtte hij naar het buitenland. In Parijs werd hij, om de Republiek te blijven steunen, de propaganda-coordinator van de informatie afdeling van de Spaanse Ambassade. In die hoedanigheid produceerde hij de propagandafilm ‘España leal en armas’.
'Zelfverbanning' naar Mexico
Hollywood. In 1938 kwam Buñuel in Los Angeles terecht, waarna hij verbleef enige tijd in New York. Daar moest hij al snel zijn werk als montagechef van propagandafilms voor Latijns-Amerikaanse landen aan het
Museum of Modern Art opgeven na het uitkomen van het boek
La vida secreta de Salvador Dalí. In Hollywood schreef hij in 1945 vervolgens enkele draaiboeken. Toch kon hij daar maar slecht aarden omdat zijn artistieke vrijheden er teveel werden beperkt, waarna hij in 1946 uiteindelijk maar uitweek naar Mexico, waar hij wat in de vergetelheid raakte. Pas in 1950 maakte hij een documenatire, 'Los olvidados', dat gaat over straatjongeren in sloppenwijken van de stad van Mexico, dat enig succes boekte. Buñuel besloot daarna om zijn eigen filmmaatschappij op te richten, waarmee hij in alle vrijheid zijn eigen films kon produceren. Hij maakte zo o.a. ‘La hija del engaño’ en ‘Subida al cielo’ (1951), ‘El bruto’ en ‘Robinson Crusoe’ (1952), ‘La ilusión viaja en tranvía’ (1953), ‘Ensayo de un crimen’ (1955) en’ Los ambiciosos’ (1959).
Erkenning. De film ‘Viridiana’ (1961) bracht Buñuel daarna zijn internationale doorbraak. Maakte hij eerst alleen abstracte films en documentaires, met deze film had hij ook een heus psychologisch drama de wereld in gebracht. Dat sprak de filmbezoekers natuurlijk meer aan. Hij kreeg dan ook een prijs in Cannes en in Parijs.
Terugkeer naar Frankrijk
Nadat ook nog zijn ‘El ángel exterminador’ een prijs won in Cannes, kreeg Buñuel eindelijk dan zijn verdiende erkenning en hij werd vanuit Franskrijk gevraagd om daar enkele films te maken. In 1964 maakte hij zo zijn laatste Mexicaanse film, ‘Simón en el desierto’. Daarna kwam in 1967 de Franse film ‘Belle de jour’ uit, met Catherine Deneuve en Jean Sorel in de hoofdrollen –ook een succesfilm. Maar ondanks deze successen, keerde hij in 1974 toch weer terug naar de experimentele film met ‘Le fantôme de la liberté’. Tussendoor maakte hij nog de films ‘La vía láctea (1968), ‘Tristana’ (1969) en ‘El discreto encanto de la burgesía (1972). In 1977 kwam nog ‘Cette obscur objet du désir’ op het witte doek. De film won een prijs in San Sebastián. Ook ontving Buñuel nog een oeuvreprijs in Mexico, waarna hij in 1983 op 83-jarige leeftijd overleed.