De geschiedenis van platenlabel Buddah (1967-1986)
Buddah Records gaat in 1967 van start met succesvolle bubblegum-muziek (Ohio Express, 1910 Fruitgum Company), bleef in goede bedoelingen steken met oude tieneridolen en was in de jaren zeventig via onder andere Gladys Knight, The Trammps en Bill Withers) belangrijk voor de zwarte muziek. Het doek viel begin jaren tachtig.
Kama Sutra
De geschiedenis van het Amerikaanse Buddah Records begint eigenlijk bij het platenlabel Kama Sutra. Dit label ontstond in de zomer van 1965, als onafhankelijk producer Arthur Ripp (bekend van werk met onder andere meidengroep The Shangri-La’s) gaat samenwerken met Art Kass, een boekhouder die voorheen bij MGM werkte.
Spelfout of niet
Kama Sutra was grotendeels een one-band label, en wel van de succesvolle groep The Lovin’ Spoonful. Zij scoorden grote hits met
Summer in the City (#1 in de VS) en
Daydream (#2 in de VS). Begin 1967 besloot Art Kass daarnaast een ander platenlabel op te richten, Buddah Records. Het is onduidelijk of de spelfout, het moet natuurlijk Buddha zijn, met opzet is gemaakt of niet. Ook het logo klopt niet: daar stond een veelarmige Shiva op, en geen boeddha. Contractueel moest The Lovin’ Spoonful platen voor Kama Sutra blijven maken, maar voor Kass was de folkachtige, vrolijke (‘good time music’) muziek van die band wel het voorbeeld van wat hij met Buddah voor ogen heb.
Bubblegum-muziek
Dat lukte niet helemaal. De muziek die Buddah groot zou maken, was zeker vrolijk. Maar eigenlijk ook nogal kinderachtig. Gebaseerd op onder andere kinderrijmpjes (
Simon says van 1910 Fruitgum Company uit 1967, #4 in de VS, #16 in Nederland, en meer dan vijf miljoen verkochte exemplaren) was Buddah een van de uitvinders van de kauwgom (‘bubblegum’)-muziek. Simpele liedjes met een lekkere drive die je niet meer uit je hoofd kunt krijgen. Zoals ook
Yummy Yummy yummy (I’ve got love in my tummy) van Ohio Express, #4 in de VS en #27 in Nederland.
Green Tambourine
De grootste hit in dit genre was voor The Lemon Pipers. Hun
Green Tambourine steeg op 3 februari 1968 naar de eerste plaats op Billboard (#9 in Nederland). Ook dit was een voorbeeld van een vrolijk, eenvoudig liedje (hoewel The Lemon Pipers tegenwoordig tot hun eigen genoegen bij de psychedelische muziek wordt ingedeeld). Zanger Bill Bartlett had bijna tien jaar later met zijn band Ram Jam nog een hit met
Black Betty, een stokoude compositie van Leadbelly.
Tieneridolen
In overeenstemming met bubblegum-muziek maakte Buddah Records er tevens een gewoonte van om ex-tienernidolen een tweede (of derde) kans te geven. Zo brachten Paul Anka, Freddy Cannon, Johnny Tillotson, Len Barry, alsook de oude rockers Chubby Checker, Gene Vincent en Bill Haley singles uit op Buddah. Vrijwel allemaal overigens zonder veel succes. Uitzondering was Lou Christie, die vooral met
I’m gonna make you mine terugkeerde in de hitlijsten.
Captain Beefheart
Belangrijk voor de muziekgeschiedenis was Buddah wel door het uitbrengen van
Safe as Milk, de debuutelpee van Captain Beefheart (met een 20-jarige Ry Cooder op gitaar). De muziek op de radio werd ondertussen wat ruiger en harder, en Buddah miste op dat gebied grotendeels de boot. Enkel het tienkoppige doo-wop revivalgroepje Sha Na Na, met een briljant optreden tijdens Woostock, zorgde in 1969 voor wat kleur.
Melanie
In het voorjaar van 1970 begon Melanie (achternaam Safka) haar plaatcarrière bij Buddah. Terugkijkend was deze folk/flowerpop-zangeres wel het grootste succes voor de platenmaatschappij. Grote hits als
Beautiful people,
Peace will come, en
Lay down (samen met de Edwin Hawkins Singers, ook onder contract bij Buddah). Spiritueel geïnspireerde liedjes, enorm populair bij tienermeisjes. Na haar vertrek bij Buddah had ze haar grootste hit met
Brand new key. Jammer genoeg een nummer dat nog het beste als ‘bubblegum’ is te omschrijven.
Gladys Knight & the Pips
In de voorgaande jaren had Buddah Records al af en toe een soulnummer uitgebracht. Die richting werd echter pas serieus ingeslagen met het contracteren van Van McCoy (ruim voor zijn
The Hustle hem roem bracht), Curtis Mayfield, Bill Withers, maar vooral Gladys Knight & The Pips. Deze laatste hadden een aflopend contract met Tamla-Motown, en Buddah wilde Gladys Knight graag hebben. Na de slechte jaren 1971 en 1972 zorgde Knight met haar Pips weer voor vrolijke gezichten bij Buddah Records.
Midnight train to Georgia
Midnight train tot Georgia werd zelfs een Amerikaanse nummer 1-hit. Oorspronkelijk heette het nummer
Midnight train to Houston, en probeerde Cissy Houston (de moeder van Whitney) er een hit mee te scoren. ‘Empress of Soul’ Gladys Knight was haar echter duidelijk de baas. Ook
I’ve got to use my imagination werd een grote hit, #4 in de VS.
Langzame dood
In haar kielzog waren er ook (kleinere) hits voor The Trammps, een band die in Nederland veel populairder was dan in de VS. Buddah concentreerde zich grotendeels op zwarte muziek, zonder overdreven veel succes. Incidentele hits (
Lean on me van Bill Withers,
This is it van Melba Moore), maar beduidend meer met marginale verkoopcijfers. Ook het beroemde Chic had zijn eerste contract bij Buddah, maar hun
Dance Dance dance (Yowsah Yowsah Yowsah) werd pas later in een re-issue van Atlantic een hit in 1977. Uiteindelijk stierf Buddah Records een langzame dood, met een laatste R&B-hitje in 1983 en een doorverkoop aan de Essex Entertainment Group in 1986.
Succes voor één op vijf
Dit doet echter weinig af aan een geschiedenis van bijna twintig jaar als een van de meest succesvolle onafhankelijke platenlabels. Met (samen met Kama Sutra) zo’n honderd hits in de Amerikaanse Billboard Hot 100. En waar andere labels twintig tot dertig singles nodig hebben voor één hit, was het bij Buddah op iedere vijf singles één keer raak. Yummy!