Muziek in de middeleeuwen

Muziek speelt een belangrijke rol in de samenleving waar wij in leven, maar ook in de samenleving uit de middeleeuwen. Een reden om over dit onderwerp alles uit te zoeken. De middeleeuwen lijken niet een tijd van vooruitgang. In veel tijdbalken die ik tegenkom worden de middeleeuwen maar vlug overgeslagen omdat er toch geen vooruitgang was in de middeleeuwen. In dit artikel zou wel eens een hele andere middeleeuwse ontwikkeling gezien kunnen worden Mijn artikel is ingedeeld in 4 deelvragen, namelijk:
  • Waar komt middeleeuwse muziek vandaan?
  • Welke vormen van middeleeuwse muziek waren er?
  • Hoe klonk middeleeuwse muziek?
  • Hoe belangrijk was muziek in de middeleeuwen?

Door gebruik van deze deelvragen hoop ik dat ik alle belangrijke aspecten van de muziek in de middeleeuwen kan beschrijven. De tweede deelvraag (welke vormen waren er?) is weer onderverdeeld in twee onderdeelvragen; kerkelijke en niet-kerkelijke muziek. Dit heb ik gedaan omdat er zo’n duidelijke tweedeling was dat dit niet onder één kopje kan vallen.

Waar komt de middeleeuwse muziek vandaan?

De middeleeuwse muzieksoorten waren er natuurlijk niet ineens. Er ging een hele periode aan vooraf, waarin een hele ontwikkeling te zien is. Om te weten wat middeleeuwse muziek is, moet er eerst gekeken worden naar wat er aan vooraf is gegaan. Daarom heb ik hier nog even de vroegere periodes in het kort neergezet. In de prehistorie was er ook enige vorm van muziek. Het was waarschijnlijk gebaseerd op vogelgeluiden. Dit is dus niet erg interessant als je je wil concentreren op de muziek in de middeleeuwen. Het einde van de prehistorie word volgens velen ingeluid met de introductie van het schrijven. Hierna kwam de oudheid. Lang werd gedacht dat de muziek uit de oudheid alleen Éénstemmig was. Maar uit vrij recent onderzoek is gebleken dat dit niet helemaal waar is. Het oudst bekende lied komt uit Ur, en is zo’n 4000 jaar oud. Dit lied hebben ze ontcijferd en daaruit is duidelijk geworden dat het gecomponeerd is voor 3 personen. Het is dus niet waar dat de mensen uit de oudheid nooit op het idee waren gekomen om met verschillende melodieën tegelijk te zingen. Ook kunnen we denken aan Genesis 4. “19 Lamech nam twee vrouwen; de ene heette Ada, de andere Silla. 20 Ada bracht Jabal ter wereld; hij werd de stamvader van hen die in tenten leven en vee houden. 21 Zijn broer heette Jubal; hij werd de stamvader van allen die op de lier of de fluit spelen.” In de bijbel lezen we ook al over verschillende instrumenten (luit, tamboerijn, bazuin etc). En we kunnen zelfs al lezen over een orkest, het orkest van Nebukadnezar II, die bestond uit trompetten, hoorns, fluiten, dubbelhobo’s en lieren (Daniel 3). Dit is best een hoog ontwikkeld orkest.

De geschiedenis van de westerse muziek is ook sterk beïnvloed door de kerk. De kerk was een grote inspiratiebron voor componisten. Ook in de middeleeuwen waren de mensen die muziek maakten geïnspireerd door de kerk. Toch keken de kunstenaars in de middeleeuwen, maar ook nu nog, ook naar het oude Griekenland en naar Rome. Deze twee machten hadden een hele grote invloed op ge verschillende kunstvormen, maar ook op het denken van die tijd, en ook op onze tijd. De literatuur uit de oudheid is goed bewaard gebleven. Veel literatuur uit Griekenland en Rome werd geïmiteerd. Vooral toen er steeds meer werken bekend werden, konden de kunstenaars van de Middeleeuwen. Zich steeds meer laten beïnvloeden door de Griekse cultuur. Voor de beeldhouwkunst geld hetzelfde: in de middeleeuwen werden vaak de oude kunstenaars geïmiteerd.
De kunstenaars uit de middeleeuwen hoefden dus niet de literatuur zelf te (her)ontdekken.

Bij muziek lag dit natuurlijk wel iets anders. Er was in die tijd nog geen informatiedrager waar muziek op bewaard kon blijven, en het noteersysteem was er ook nog niet. De enige bronnen waaruit de middeleeuwse muzikanten konden putten waren de mondelinge overlevering, en een aantal muurbeschilderingen. Hier heb je dus niet zoveel aan als het gaat om muziek maken. Ze moesten dus alles weer opnieuw ontdekken. Ze hadden een eigen stijl. Dit is ook de reden waardoor middeleeuwse muziek zo uniek is. De invloed van de Griekse cultuur is dus niet zo groot als je naar muziek kijkt.
Daarbij kom ook nog het volgende:
  • De meeste muziek was verbonden aan sociale gelegenheden die de vroegchristelijke kerk met afschuw bezag. Muziek werd vaak gebruikt bij heidense rituelen waarvan de kerk maar al te graag wilde dat het zo snel mogelijk werd afgeschaft.
  • De kerk deed dus zijn best om van de muziek uit de oudheid af te zijn.
Toch kun je ook niet zomaar zeggen dat er helemaal geen invloed was van de oudheid. Als je namelijk zegt dat de middeleeuwse muziek helemaal geen invloeden bevatte van de oudheid, zeg je dat de middeleeuwse muziek helemaal opnieuw werd uitgevonden. Alles zou weer opnieuw moeten worden bedacht. De oude muziektheorie was dus wel de grondslag voor de middeleeuwse muziektheorie, en onderdeel van de meeste filosofische systemen. Daarom is het dus wel belangrijk om iets van de Griekse muziektheorie te begrijpen.

Het belangrijkste onderdeel van de Griekse muziek theorie is dit: Ze geloofden dat de muziek van goddelijke afkomst was. De eerste muzikanten zouden dan ook goden en halfgoden zijn geweest als Apollo, Amfion en Orpheus. Men geloofde ook dat muziek speciale krachten had. Denk bijvoorbeeld aan de Bijbel: David brengt Saul tot rust door zijn harpmuziek, en de muren van Jericho bezwijken terwijl de bazuinen en hoornen klinken.
Muziek in de oudheid was ook onlosmakelijk verbonden met religieuze rituelen en ceremonies.

In de oudheid moet de muziek al zeer gecompliceerd zijn geweest. Er werden festivals en wedstrijden gehouden voor bespelers van instrumenten.
Aristoteles maakte zich zorgen dat er te veel professioneel muziekonderwijs kwam:

“De juiste maat zal bereikt zijn als degenen die muziek studeren zich niet gaan ` bezighouden met de kunsten die bij professionele wedstrijden worden beoefend en er niet naar streven om zich de virtuositeit te verwerven die nu bij zulke wedstrijden in de mode is en van daaruit ook in het onderwijs doorgedrongen. Laat de jongeren die muziek beoefenen die wij hebben voorgeschreven, tot ze in staat zijn genoegen te beleven aan edele melodieën en ritmes, en niet slechts aan dat ordinaire onderdeel van de muziek dat iedere slaaf of kind en sommige dieren behaagt.“

Wat bedoelt Aristoteles hiermee?

Ik denk dat hij zich zorgen maakte om de kwaliteit van muziek in de oudheid. En dan gaat het niet om de virtuositeit, dat zat juist wel goed, maar om de mooie melodieën en ritmes. Hij maakte zich zorgen om de jeugd die alleen maar met de mode van virtuositeit (en daarmee ook snelheid) mee ging. Het gaat volgens hem om de melodie en ritmes. En niet om snelheid of wat hij dan ook bedoelt met het ordinaire onderdeel van muziek dat zelfs slaven kinderen of dieren behaagt. Ik denk dat hij met dat ordinaire onderdeel van muziek bedoelt de technische moeilijkheden die sommige mensen als maatstaf nemen voor muziek. Als het maar moeilijk genoeg is om te spelen, dan is het een goed muziekstuk, of een goede muzikant.

Aristoteles heeft gelijk gekregen: Er kwam een tegenstroming opgang, zoals je zo vaak ziet in de geschiedenis. Deze stroming zette zich af tegen veel te moeilijke muziek stukken, en ging weer mooie melodieën maken die minder complex waren.
Deze muziek leek heel erg op de vroeg-christelijke muziek in de middeleeuwen: monofoon en niet te scheiden van de tekst.

De Grieken dachten dat muziek, net als astronomie, onderhevig was aan wiskundige wetten. Ptolemaeus, een grote astroloog, geloofde zelfs dat bepaalde tonen overeenkwamen met bepaalde planeten.

Het belangrijkste dat de Grieken hebben bijgedragen aan de muziekkunst is misschien nog wel de functie verandering. Eerst was er de traditionele functie zoals de muzikale omlijsting van religieuze ceremonies en feestelijkheden en medische functies, voegden ze er nog een functie aan toe: het ethisch-pedagogische aspect van de muziek. Muziek was niet meer een afbeelding van het universum; het werd onderdeel van het universum, en kon ook het universum beïnvloeden. Deze ‘ethosleer’. Muziek werd nu dus gezien als weergave van een gemoedstoestand, zoals woede zachtaardigheid verdriet enzovoorts. Plato verteld ons in ‘de Staat’ dat lichamelijke opvoeding en muziek de belangrijkste onderdelen voor het onderwijssysteem zijn. Daar is nu weinig meer van over, maar het laat wel zien dat de muziek in die tijd niet iets was, wat maar in een hoekje gedrukt was, en bijna geen rol speelde in de samenleving.

Naast dit alles hebben de Grieken ook een grote rol gespeeld in het ontwikkelen van instrumenten en het importeren van instrumenten.

De Grieken zijn dus een belangrijke factor als we kijken naar de muziekgeschiedenis, en ze zijn ook de basis geweest van de middeleeuwse muziek. Niet doordat de middeleeuwse componisten de muziek uit de oudheid zo konden kopieren. Het was wel zo dat door bekend worden van Griekse literatuur, de middeleeuwers zagen dat de muziek een belangrijk onderdeel is van het leven, en ze konden ook bepaalde theorieën overnemen.
Welke vormen van middeleeuwse muziek waren er?

De muziek in de middeleeuwen is een lijn geweest. Er hebben verschillende ontwikkelingen plaatsgevonden, die de muziek sterk veranderd hebben.

Er was, vooral in het begin van de middeleeuwen, een sterke grens tussen de kerk en de wereld. De kerk moest eigenlijk niets van de wereldlijke muziek hebben, en de wereldlijke muzikanten gingen volledig hun eigen gang. Hierdoor ontstonden twee hele verschillende groepen, en twee hele verschillende muzieksoorten: de muziek uit de kerk leek weinig op de muziek uit ‘de wereld’.

Kerkelijke muziek

Gregorius

Het begin van de middeleeuwen is moeilijk aan te duiden. Ik ga uit van ongeveer het jaar 400. De vroege middeleeuwen gaan dan tot circa het jaar 1000. In deze tijd kwam het christendom sterk op. Het christendom kreeg steeds meer macht in de maatschappij. Via alle wegen werd macht uitgeoefend door het christendom, en heel de middeleeuwse beschaving is dan ook overtuigd door het christendom. Met deze macht van het christendom, is het ook niet zo gek dat de muziek in de middeleeuwen vooral geestelijke, christelijke muziek was. De grootste bron van inspiratie was de bijbel, en dan met name het Psalmen boek. Het enige probleem met kerkelijke muziek in het allereerste begin van de middeleeuwen is dit: muziek was verboden in de kerk. De kerk was geen muziekhuis. Het was niet de bedoeling dat er gezongen werd in de kerk, en instrumenten in de kerk was al helemaal uit den boze.

Maar toen kwam in het begin van de vijfde eeuw paus Gregorius I aan de macht. De paus had in die tijd een zeer grote macht, en dus ook een grote invloed op de kerk. En omdat de kerk zo belangrijk was, had hij ook invloed op het dagelijkse leven van de mensen. En Gregorius I was een man die dingen goed bijhield, en veel in de bijbel las (zoals een paus hoort te doen). Hij zou de schepper van de kerkmuziek geweest zijn. Gregorius zong woorden die hem ingefluisterd waren na, en een schrijver schreef het op. Na een tijdje werd de schrijver nieuwsgierig, omdat Gregorius steeds stopte met zijn gezang. Hij keek stiekem over het scherm heen. En hij zag een duif op de schouder van Gregorius zitten, die hem al deze woorden influisterde. De duif (Heilige Geest) had hem dit allemaal ingefluisterd.

Omdat de woorden en melodie niet van hem zelf waren, maar van de duif, wist Gregorius dat zijn muziek in goede aarde zal vallen bij God.
Het is zeker dat Gregorius een grote rol speelde in de rol van muziek in de middeleeuwen, maar hij heeft niet alle muziek gecomponeerd.
Gregorius is vooral de man die muziek in de kerk heeft geïntroduceerd, en het bespreekbaar heeft gemaakt. Hij richtte zangscholen op en zorgde voor goede zangers en componisten. Muzikaal leek het veel op wat ze in synagogen al jaren deden: reciteren (=op 1 toon zingen, lijkt erg op voorlezen). Gregorius is dan ook in het Oosten geweest, en heeft daar veel gehoord, in andere kerken. Gregorius word gezien als de stichter van de Antiphonale: de groep gezangen die in de kerk gezongen werd. Geschiedkundig onderzoek heeft uitgewezen dat we de Antiphonale hoogstens kunnen toeschrijven aan Gregorius II, en niet alle teksten door Gregorius geschreven zijn. Gregorius’ rol als vader van de kerkmuziek komt hiermee een beetje op losse schroeven te staan, maar zeker is dat hij een grote rol heeft gespeeld in de middeleeuwse muziek.

Notatie

In de zangscholen die Gregorius oprichtte, werd eerst alles uit het hoofd geleerd. Alle gezangen kende men uit het hoofd. En als dit niet veranderd was, zouden we er nu nooit zoveel van te weten zijn gekomen. De volgende belangrijke ontwikkeling, na Gregorius’ kerkmuziek, was namelijk de opkomst van het notenschrift. Er zijn bronnen bekend van notenschrift al in de 8e en 9e eeuw. Het vroege notenschrift noemen we neumen. Het waren eigenlijk ook nog niet echt noten. Bij neumen uit de 8e eeuw kon je ook nog niet van papier spelen. Je moest de muziek wel kennen. Neumen waren meer een geheugensteuntje. Ze leken ook helemaal niet op noten. Het waren meer kriebeltjes die richting geven. Als het kriebeltje omhoog gaat, word er hoger gezongen, maar hoeveel hoger, is niet af te leiden. Hiernaast is een voorbeeld van neumen te zien. Er is nog helemaal geen notenbalk. Heel duidelijk is dan ook de functie van geheugensteun te zien. Boven de tekst staat een richting aan gegeven, maar meer ook niet.

Ook het woord neumen geeft duidelijk aan dat het een geheugensteun is. Het komt van het Grieks, en betekend teken, aanwijzing.
Guido van Arezzo bracht daar verandering in. Guido was een monnik, die leefde in Arezzo, een stad in Italie; vandaar die naam Guido van Arezzo. Hij leefde van 991-1050, al is zijn sterfdatum niet helemaal zeker te stellen. Hij bedacht een systeem om ook de hoogte te noteren. Daarvoor was eerst nodig een éénduidige definitie van een toon te vinden. Hij nam als uitgangspunt een hymne die in zijn tijd overbekend was : uit queant laxis. De beginlettergrepen gebruikte hij om de tonen een naam te geven.

Het relatieve toonsysteem van Guido van Arezzo:

  • ut queant laxis
  • resonare fibris
  • mira gestorium
  • famuli tuorum
  • solve polluti
  • labii reatum
  • (si) sancte Ioanne

Elke nieuwe regel begint met een nieuwe toon, namelijk 1 secunde hoger. (een secunde is een halve toon). De beginlettergrepen waren: ut-re-mi-fa-sol-la-si. Tussen mi en fa was er een kleine secunde, en de rest waren allemaal normale secunden. Hier zien we ook al ene begin van ons huidige notensysteem (tussen de b en de c, en de e en de f zit op de piano geen zwarte toets.) Ook het do-re-mi-fa-sol-la-ti-do is in de 19e eeuw hiervan afgeleid. Guido plaatste alles op een vierlijnige notenbalk. De moderne notenbalk heeft vijf lijnen. Maar door deze notatie op een notenbalk werd de hoogte duidelijk. Je kon aflezen hoe hoog de toon was, in plaats van alleen maar de richting (omhoog of omlaag) waar heen er gezongen moet worden. De muzieknotatie werd meer dan alleen een geheugensteuntje. Het was nu mogelijk om de hoogte van tonen van papier te lezen. Toch was er nog een probleem: de lengte van noten kon men nog niet noteren. Je kon dus nog steeds niet van papier zingen, je moest de lengte van de noten nog wel uit je hoofd weten. Dit speelde allemaal af in het begin van de 11e eeuw.

Tegelijkertijd was er nog een ontwikkeling gaande. De opkomst van de meerstemmigheid; misschien wel de belangrijkste ontwikkeling in de muziek ooit, en in ieder geval de belangrijkste ontwikkeling van de muziek in de middeleeuwen. Om meerstemmigheid mogelijk te maken zijn er een aantal dingen nodig geweest: het notenschrift; hierdoor hoefde men niet alles meer te onthouden, en de verschuiving van improvisatie naar compositie; ook mede mogelijk gemaakt door het notenschrift.

Meer stemmen

De meerstemmigheid (polyfonie) was er natuurlijk niet in één keer; het is een ontwikkeling geweest, net als de muzieknotatie en de verschuiving van improvisatie naar compositie een proces is geweest. Er zijn dan ook aanwijzingen dat de polyfonie in de 8e eeuw al gebruikt werd. Echte bewijzen van meerstemmigheid waren er toen nog niet. Meerstemmige muziek uit de middeleeuwen noemen we organum.Je hebt daar verschillende vormen van. Om die vormen uit te leggen is het belangrijk om een aantal termen uit te leggen. De eerste stem; dat is dus de originele melodie, wordt de vox principalis genoemd. De tweede stem wordt vox orginalis genoemd. De eerste vorm van een organum is de simpelste, namelijk de parallelle vorm. Hierbij is de vox orginalis precies hetzelfde als de vox principalis, behalve dat de vox orginalis een kwint of een kwart lager is. De twee stemmen lopen dus parallel aan elkaar.

Voorbeeld van het parallelle organum:

De tweede vorm is het zwevende organum. Hierbij begint de tweede stem op te zelfde toon, maar gaat daarna een kwint of kwart lager, om vervolgens weer bij dezelfde toon als de eerste stem uit te komen.

Voorbeeld van een zwevend organum:

Bij een vrij organum word de tweede stem meer zelfstandig. Het word een eigen melodie. Hierbij worden de eerste en tweede stem wel tegelijk gezongen.

Voorbeeld van een vrij organum:

Bij de vierde vorm is de eerste stem vervangen door een tenor. Het verschil met de vox principalis is dat de tenor in langere noten zingt. De vox orginalis wordt vervangen door een duplum; die een versierde versie van de eerste stem zingt. Het grote verschil met de voorgaande vormen is dat het niet meer zo is dat elke noot uit de tweede stem, een noot uit de eerste stem nodig heeft. Zoals te zien is aan onderstaande afbeelding, zijn er voor één noot uit de tenorstem meerdere noten uit de tweede stem.

Voorbeeld van een melismatisch organum:

Meerstemmige muziek was een hele revolutie. Voor het eerst zongen verschillende mensen verschillende ‘melodieën’. Waar vroeger het hele op dezelfde toon zong, waren er nu verschillende stemmen. Toch klinkt de muziek in onze oren nog niet zo spannend. De intervallen waren altijd kwarten of kwinten, en daardoor werd de tweede stem zo voorspelbaar, dat het nog steeds niet erg spannend werd. En áls er dan eens een keer ene ander interval was, werd dat beschouwd als een dissonant (=soort valse noot), die zo snel mogelijk opgelost moest worden.

Componisten die veel invloed hebben gehad op de meerstemmigheid in de muziek waren vaak lid van de Notre Dame school in Parijs. De meerstemmigheid ontwikkelde zich daar verder, vanaf de 12e eeuw tot de 14e eeuw. Hierbij kunnen we denken aan drie- of zelfs vierstemmige composities. De oude, Romaanse stijl werd vervangen door een Gotische stijl. Het plompe van de Romaanse kerken tegenover de omhoogstrevende Gotische kerk. Men noemt dit de Ars Antiqua.

In de kerk gebruikte men weinig meerstemmigheid in het begin, later begon ook in de kerk meerstemmigheid toe te nemen.

Niet-kerkelijke muziek

Maar wat is er ondertussen in de niet-kerkelijke muziek gebeurd? Nou, eigenlijk niet zo veel. De wereld, en vooral de westerse wereld werd zo overheerst door de kerk, dat alle muziek van de kerk kwam, of over de kerk ging. In de vroege middeleeuwen was muziek ook nog iets elitairs, het gewone volk kreeg heel weinig muziek te horen. En als ze het kregen te horen (bijvoorbeeld in de kerk) verstonden ze er ook nog eens niets van, omdat alles in het Latijn gezongen werd. Later werd er steeds meer bekend over volksmuziek en wereldmuziek, omdat het toen meer opkwam.

In de niet-kerkelijke muziek waren er verschillende mensen die de muziek uitoefenden. Volgens deze scheiding wil ik ze dan ook indelen.

De eerste groep van niet-kerkelijke musici is die van de jongleurs, of minstrelen. Dit waren vaak verschoppelingen van de maatschappij, die met dans, of muziek hun boterham probeerden te verdienen. Ze stonden vaak buiten de wet, en de kerk ondersteunde ze ook niet. Je zou ze kunnen vergelijken met de zwervers van nu, die met hun gitaar of mondharmonica willen leven. Het verschil is dat deze zwervers door de overheid gesteund worden, en vaak ook door de kerk. De jongleurs brachten vaak heldenverhalen ten gehore, omdat die populair waren; daar was dus het meeste geld in te verdienen. Vaak waren de liederen geschreven door andere mensen. De toestand van deze groep veranderde wel in de loop van de 12e eeuw, maar velen zagen hen niet als volwaardige burgers

De tweede groep is die van de troubadours of trouvères. Deze woorden hebben allebei ‘vinden’ in zich. Het verschil tussen troubadour en touvère zit hem erin dat de troubadour gewoonlijk uit Zuid-Frankrijk komt, en de Trouvère uit het Noorden van Frankrijk. Ook waren er enkele verschillen in de muziek te ontdekken. Zo zijn troubadours beïnvloed door Spaanse en oosterse muziek, terwijl de Trouvères juist meer door de muziek uit het noorden waren beïnvloed.

Er is geen duidelijke grens te trekken tussen troubadours en trouvères, en per muzikant is ook niet met zekerheid te zeggen bij welke groep hij hoort.
De troubadours en trouvères waren meer de vindingrijke componisten, dit in tegenstelling tot de jongleurs en minstrelen die alleen hun publiek wilden vermaken. Een ander verschil met jongleurs is dat troubadours en trouvères vaak van hogere afkomst waren; er zijn zelfs koningen bekend die dichter-componist was. Verder had de dichter-componist vaak een koor die refreinen zong. Liederen gingen vaak over actuele onderwerpen, of over de liefde.
Aan het eind van de middeleeuwen kwamen nog de meistersinger. Nu waren het minder koningen of graven die de muziek beoefenden, maar meer de burgerij. Ook word hier de grens tussen kerk en wereld al minder duidelijk.

In de middeleeuwen was er ook al instrumentale muziek. Vaak waren dit dansen (estampie). Ook in de vroege middeleeuwen was er al instrumentale muziek. Dit werd door de kerk sterk verafschuwt omdat het vaak met feesten te maken had, waar de kerk liever niks meer te maken wilde hebben (zie ook Boethius in deelvraag 4). Hierdoor is er ook erg weinig bekend over instrumentale muziek uit de vroege middeleeuwen. In de latere middeleeuwen, toen de kerk instrumenten begon te accepteren, werd er steeds meer bekend over instrumenten en muziek.

Hoe klonk middeleeuwse muziek?

Nu ik de vormen die er in de middeleeuwse muziek waren ken, en weet hoe de muziek zich ontwikkeld heeft, wil ik wel eens weten hoe de middeleeuwse muziek geklonken moet hebben. Dat wil ik in deze deelvraag proberen duidelijk te maken.

Hiervoor zijn de volgende dingen van belang:
  • Muziek was een van de wiskundige kunstvormen
  • De klank en andere eigenschappen van de muziekinstrumenten die beschikbaar waren

Zoals ik in deelvraag vier zal vertellen is muziek één van de wiskundige kunstvormen. In de muziek kun je dit uiteraard goed terughoren.
Dit had grote invloed op hoe de muziek klonk. Een middeleeuws muziekstuk lijkt vaak op één grote herhaling van een motief. Erg grote variatie in tonen is er ook niet. Er wordt vaak in maar een paar verschillende tonen gezongen. Het klonk nogal saai. Maar dit heeft een verklaring. In de middeleeuwen waren noten vooral bedoeld als ‘dragers’ voor woorden. Het ging niet om de melodie, maar om de woorden goed over te brengen. De woorden werden zo overgebracht om God te eren. Middeleeuwse muziek klinkt heel natuurlijk. Het klinkt vaak alsof het een gesprek is. Net als met het praten, gaat ook de melodie van middeleeuwse muziek omhoog en naar beneden. Om de liturgie extra te ondersteunen, en nadruk te leggen op bepaalde belangrijke woorden, kon men die woorden op een hogere toon zingen, en zo de melodie integreren in de tekst.
De invloeden van het Jodendom en de Grieken zijn ook in de manier waarop de muziek klinkt duidelijk te horen.
Zo was er bij de Joden ook al muziek in de eredienst.

De middeleeuwse muziek heeft van hen de volgende soorten gezangen afgekeken:
  • het responsoriaal gezang
  • de psalmodie
  • het melismatisch zingen

Bij het responsoriaal gezang zingt een solist (bijvoorbeeld de voorganger) eerst iets voor, en het koor zingt hem na.Een psalmodie houdt in dat onberijmde teksten gereciteerd worden. Het begint met een stijgende aanhef, en aan het eind daalt de melodie weer.
Bij het melismatische gezang wordt er voor één lettergeep, meerdere tonen gebruikt. Dit is kenmerkend voor de middeleeuwse muziek

Van de Grieken hebben de middeleeuwers de diatoniek en de syllabische gezangen geërfd. De diatoniek is welke tonen er gebruikt worden. Bij de middeleeuwse kerkmuziek was dit dus afgekeken van de Grieken. Het syllabische gezang is per lettergreep één noot. Dit is het tegenovergestelde van de melismatiek. Zoals beschreven in deelvraag twee heeft de meerstemmigheid een grote invloed gehad op de manier waarop de middeleeuwse muziek klonk. Meer stemmen betekend meer melodieën, en meer melodieën betekend meer variatie. Zie voor meer details ook deelvraag twee.
Met de periode van de Ars Antiqua en de Notre Dame school begint de muziek heel anders te klinken. Door nog meer stemmen word de muziek gevarieerder. De stemmen stapelen zich op, als ware het een gotische kerk die tot de hemel reikt. Steeds weer nieuwe ontwikkelingen kwamen er, en steeds veranderde de muziek. De melodieën (stemmen) weken steeds meer van elkaar af, er kwamen tegenmelodieën, waardoor twee stemmen tegen elkaar in gingen. Verder was er de opkomst van de instrumenten in de kerk. De ontzettend lange tenortonen waren bijna onzingbaar geworden, waardoor er een andere oplossing moest komen. De instrumenten kwamen nu in zicht voor de kerken; het was noodzakelijk.
De Ars Nova (vanaf 1320) brengt nog meer veranderingen met zich mee. Door deze ontwikkelingen is de instrumentale muziek gegroeid, en worden er steeds meer instrumentale stukken gecomponeerd. De grens tussen kerkelijke en niet kerkelijke muziek vervaagd; meer instrumenten worden in de kerk gebruikt, en kerkelijke componisten worden beïnvloed en geïnspireerd door mensen en onderwerpen die niets meer met de bijbel te maken hebben. Omdat deze periode voor het grootste gedeelte buiten mijn periode (de middeleeuwen) valt ga ik hier verder niet op in.

Instrumenten

Ook de instrumenten die er in de middeleeuwen beschikbaar waren, zijn van belang als we kijken naar hoe de muziek klonk. De kerk verbood muziekinstrumenten. Dat is ook de reden dat we geen muziekinstrumenten in de kerk zien. Maar we zien buiten de kerk wel andere soorten muziek ontstaan waarin instrumenten wel een rol spelen.

Alle instrumenten die de middeleeuwers kenden zijn afkomstig uit Azië. Vaak waren het geschenken.
Middeleeuwse instrumenten klonken vaak schel en hard. Meestal kwamen er hoge tonen uit, bassen ontbraken bijna altijd.
In de middeleeuwen waren er geen orkesten die een stuk speelden, maar kleine groepen solisten.
Muziekinstrumenten werden vooral gebruikt voor de dansmuziek en als begeleiding van zang.
De benaming in de middeleeuwen was vaak onduidelijk. Er waren veel instrumenten die veel op elkaar leken, maar toch en andere naam hadden. Dit kwam doordat de mensen in de middeleeuwen niet wisten wat er aan de andere kant van het land gebeurde, en ze wisten dus niet dat er al iemand anders was die ook zo’n instrument had gemaakt, maar het een andere nam had gegeven.

Middeleeuwse muziekinstrumenten kunnen we indelen in drie groepen:
  • Snaarinstrumenten
  • Blaasinstrumenten
  • Slaginstrumenten

De snaarinstrumenten was de grootste groep, omdat deze het gemakkelijkst te maken waren.
De harp was een snaarinstrument die we allemaal wel kennen. Hier kwamen heldere tonen uit. De harp is vanaf de achtste eeuw aantoonbaar gebruikt. Een lier was een instrument met minder snaren. Van de lier zijn verschillende versies bekend. Zo had je lieren die je moest tokkelen, en lieren met een strijkstok. Later had je de draailier. De draailier was een vrij ingewikkeld instrument. Het was een soort gemechaniseerde lier. Je had geen strijkstok meer nodig. Je hoefde alleen aan een wiel te draaien, en dan tokkelde de draailier vanzelf.

Verder had je nog de vedel. De vedel is de voorloper van wat we nu de viool noemen. Het lijkt er dan ook erg op. Het geluid was alleen iets scheller, zoals we van de middeleeuwen gewend zijn. De Spaanse gitaar en de oudere vihuela zijn aan elkaar verwant, zoals de 16e eeuwse tekst van Bermudo ons verteld: "Indien u van een vihuela een gitaar wilt maken, neem dan de eerste en de zesde snaar weg" (de gitaar had toen vier snaren). Qua vorm stemden de instrumenten overeen. De eerste handleiding voor het spelen van gitaar van Juan Carlos Amat, 'Guitarra Castellana y Cathalana' werd in 1586 uitgegeven. In dit werk worden zowel de viersnarige- als de nieuwe zessnarige gitaar (vandola) genoemd. De naam 'gitaar' is afgeleid van het Arabische instrument de tar waarvan tevens de Indiase naam sitar is afgeleid. De gitaar is het product van de late middeleeuwen, en heeft dus niet veel invloed op de soort, en de sound van de middeleeuwse muziek gehad. Het psalterium (psalter) is een cither-achtig instrument. Zoals alle Europese cithers komt het psalterium voort uit de Turkse qanun. De snaren zijn horizontaal gespannen op een driehoekige tot rechthoekige klankbodem. Een psalter wordt met plectra of de nagels bespeeld. Kenmerkend voor cithers is dat er evenveel tonen als snaren zijn (voor elke snaar dus maar 1 toon).

Het hakkebord of cembalo (Hongarije) is een psalterium dat met lepelvormige stokken werd bespeeld. Hakkeborden bestonden al lang voordat ze in Europa bekend werden in Iran (santir), India (santoor). Pythagoras bouwde in het jaar 1000 als een monochord; een soort klavier.

Blaasinstrumenten komen we zelfs in de bijbel al tegen. In de middeleeuwen waren er ook verschillende blaasinstrumenten:
De blokfluit en de dwarsfluit (van oorsprong oosters). De schalmei is een verzamelnaam voor instrumenten met enkel of dubbelriet (denk bijvoorbeeld aan de klarinet). In de middeleeuwen hadden ze ook al een doedelzak. Dit instrument is ook weer afkomstig uit Azië, terwijl het door de Schotten later als nationaal instrument is gemaakt. Verder had je, net als in de bijbel, hoorns. Vaak waren het dierlijke hoorns. Trompetten waren nog zeldzaam in de middeleeuwen, maar ze zijn al vanaf de 9e eeuw bekend.

En dan had je nog het orgel. Dit instrument is al vanaf de derde eeuw voor Christus bekend. Toen vond een Griek (!) het leuke speeltje uit, waar met behulp van water geluid uit kwam. Dit is later verder ontwikkeld, en het water werd lucht. In het begin was het orgel draagbaar en klein (portatief, en positief), maar later werd het instrument groter. Het grote verschil met andere instrumenten is dat het orgel in de latere middeleeuwen geaccepteerd werd in de kerk. Dit is ook de reden dat het orgel zoveel macht had. Het was het enige instrument dat in de kerk bespeeld werd, en omdat de kerkmuziek zo belangrijk was in de middeleeuwen, werd het orgel een belangrijk instrument. En ander groot verschil met de andere instrumenten is dit: Het orgel kon (later in de middeleeuwen) ook bastonen spelen. Alle andere instrumenten klonken schel en hoog; het orgel zacht en door de baspijpen kwam er een bijna warm geluid uit. Thomas van Aquino (1225- 1274) omschrijft het orgel als een instrument dat “de Ziel verheft”.

Hoe belangrijk is muziek uit de middeleeuwen?

De Griekse visie op muziek, en theorie werd vooral door één man overgebracht naar de middeleeuwen. Hij was de schakel tussen Griekse theorieën en de middeleeuwse: Boethius. Boethius was een belangrijk man in het begin van de middeleeuwen. Hij was een invloedrijk Romeins staatsman en schrijver. Hij schreef het standaardwerk als het gaat om muziektheorieën in de middeleeuwen: “De Institutione Musica”.
In dit boek schrijft Boethuis dat je de muziek in drie types kan indelen: Musica mundana (muziek van het universum), musica humana, (muziek van mensen), en musica instrumentalis (instrumentale muziek).

Musica mundana was de onhoorbare muziek, veroorzaakt door trillingen van planeten en sterren. De harmonie van de trillingen van de kosmos, correspondeert met de harmonie van de geest. Hieruit blijkt ook weer hoe belangrijk muziek in de middeleeuwen was. Op het bovenste plaatje is te zien hoe Maria de trillingen van de planeten bekijkt.

Musica Humana was het menselijk gezang. De muziek gemaakt door mensen. Door het heilige gezang te zingen was er weer harmonie tussen lichaam en geest. Ook hier zien we Maria goedkeurend toekijken naar de zingende mensen.

De Musica Instrumentalis is de instrumentale muziek. Hier zien we Maria bestraffend de vinger zwaaien. Instrumenten werden niet geaccepteerd in de middeleeuwen. Alleen het orgel was toegestaan in de kerk. "Hij die muziek maakt of componeert wordt een beest genoemd omdat hij geen begrip heeft van de muziek" (Guido van Arezzo).

Boethius maakte ook een driedeling tussen mensen die betrokken zijn bij muziek: “Degene die een instrument bespeelt, degene die componeert, en degene die beoordeeld. De instrumentenbespeler is slaaf van zijn instrument. Het enige wat ze proberen is hun muzikaliteit showen op hun instrument. Ze zijn gescheiden van de muziek. Ze doen het zonder gedachten of reden (ratio, rationalisme). De componist componeert liederen, niet door denken of reden, maar door een instinct. Ook zei zijn gescheiden van de muziek. De derde groep kan de muziek beoordelen. Dit doen ze door reden en gedachten. Zij zijn de enigen die gezien kunnen worden als muzikanten”. Dit lijkt een heel rare visie: degenen die een instrument bespelen, of een lied componeren zijn geen muzikanten, maar degenen die het beoordelen wel. En vooral als je erbij bedenkt dat in de middeleeuwen het verstand niet zo’n grote rol leek te hebben, maar het gevoel. En dan komt Boethius ons even vertellen dat alleen degene die zijn verstand gebruikt bij muziek een echte muzikant is, terwijl andere mensen die hun ‘instinct’ of gevoel erbij gebruiken geen echte muzikanten zijn. Maar we moeten hierbij wel bedenken dat Boethuis door de Grieken geïnspireerd was, en aan het begin van de middeleeuwen leefde. Dit idee is ook van de Grieken geleend, en dus is het zo raar nog niet. De geoefende muzikant is degene die de muziek kan beoordelen met rede en verstand. Het is natuurlijk niet waar dat wat Boethius zei door iedereen aanvaard werd. Waar zouden de componisten en muzikanten dan vandaan moeten komen? Die moesten er wel anders over gedacht hebben, anders waren ze wel muziek gaan beoordelen in plaats van het te maken. Hoe werd er in de middeleeuwen tegen de muziek, als kunstvorm aangekeken? In het onderwijs stonden verschillende dingen centraal. De zeven vrije kunsten waren erg belangrijk in het onderwijs van de middeleeuwen.Deze zeven kunsten zijn weer onderverdeeld in twee groepen; het “trivium” en het “quadrivium”. Het trivium waren de zogenaamde verbale kunstvormen: Grammatica, retorica, en logica. Het quadrivium waren de mathematische kunstvormen: rekenen, geometrie, muziek, en astronomie. Muziek was één van de wiskundige kunstvormen. Hieraan is goed te zien hoe de middeleeuwers tegen de muziek als kunstvorm, aankeken. Het getal, herhaling en ratio waren belangrijk voor de muziek in de middeleeuwen. Velen zagen in de muziek niet meer dan een concretisering van wiskundige modellen. De kinderen werden hier al mee grootgebracht. Er is alleen één probleem: niet iedereen had onderwijs in de middeleeuwen. Eigenlijk hadden alleen de rijken onderwijs, en waren alleen de rijken bekend met het principe van de zeven kunstvormen.

Invloed na de middeleeuwen

De invloed die de middeleeuwse muziek op de eeuwen daarna had is natuurlijk niet precies te zeggen. Wel is bekend dat veel melodieën uit de middeleeuwen tot diep in de 16e eeuw nog gebruikt zijn. Veel dansen uit de 16e eeuw stammen af van de middeleeuwse dansen; ook in de 16e eeuw maakte men nog gebruikt van éénstemmige muziek. Melodieën die we elke zondag nog zingen stammen vaak ook van de middeleeuwen af.

Berijmers van de eerste (Franse) teksten waren:
  • Clément Marot
  • Johannes Calvijn
  • Théodore de Bèze

Componisten waren:
  • Guillaume Franc (cantor, voorzanger en muziekleraar te Genève)
  • Loys (of Louis) Bourgeois
  • Maistre Pierre (waarschijnlijk Pierre Davantès)
  • Claude Goudimel

Ook is duidelijk dat in de middeleeuwen de meerstemmigheid is ‘uitgevonden’. Deze meerstemmigheid had een grote invloed op de muziek die op de middeleeuwen volgde.

Casus: Schootorgel

Een instrument dat een bijzondere positie had in de middeleeuwen is het orgel. Dit was namelijk het enige instrument dat in de kerk geaccepteerd werd. Dit houdt automatisch in dat dit instrument veel gebruikt werd, en een grote invloed had op de middeleeuwse muziek Opvallend genoeg was het orgel oorspronkelijk klein, en later groter; het tegenovergestelde van wat we vaak bij moderne uitvindingen zien, namelijk dat het steeds kleiner wordt.

Het oorspronkelijke orgel was zelfs zo klein dat je het op schoot nam om het te bespelen. Het was een draagbaar instrument, zoals bijna alle instrumenten in die tijd draagbaar waren. Dit orgel heet het schootorgel, of ook wel het portatief (van portare=dragen). Het instrument is uitgevonden door een Griek, zoals in punt 3 gezegd.

Het portatief bespeelde men als volgt: Met de ene hand pompte men met een blaasbalg lucht in de pijpen, en de andere hand werd gebruikt om de toetsen in te drukken. Dit instrument had dus nog geen pedalen om de lucht in de pijpen te pompen, maar dit moest met de hand gebeuren. Logisch gevolg is dan ook dat de melodie maar met één hand bespeeld kan worden, en de melodie dus niet al te moeilijk moest zijn. De orgelmelodieën uit die tijd lijken daarom erg weinig op de melodieën die wij in de kerk horen; inclusief akkoorden en driedubbele klavieren. In die tijd had men maar één klavier (manueel). Van akkoorden had men in die tijd trouwens nog nooit gehoord.

Het manueel was veel kleiner dan onze orgels. Er zaten minder toetsen op, vanwege ruimte die dat in nam. Ook ontbraken de bastonen op dit orgel. Baspijpen moeten groot zijn; en dat past niet op een draagbaar orgel. Hierdoor klinkt een kistorgel schel, en lang niet zo warm als onze kerkorgels klinken. Op de voorkant bespeelt de middelste engel het portatief.

Een grote innovatie was het positief. Dit orgel moest men ergens neerzetten (ponere = neerzetten), het was namelijk te groot om op schoot te bespelen. Het orgel was groter geworden, en dus de klank werd warmer. De pijpen werden groter, dus de tonen lager. Een ander groot verschil is de aandrijving. Die werd nu door een ander gedaan, waardoor de bespeler met twee handen kon spelen.

Het is natuurlijk niet zo dat het één het ander uitsluit; toen het positief werd uitgevonden was het nog niet gelijk gedaan met het portatief. Het portatief bleef populair, vooral vanwege zijn grote mobiliteit.

Deze instrumenten (het portatief en positief), waren populair in het begin van de middeleeuwen. Aangezien er in de kerk toen nog geen instrumenten toegestaan waren, werden de instrumenten alleen gebruikt in niet-kerkelijke muziek. Toch zien we veel afbeeldingen met engelen die een portatief bespelen. Het was dus wel degelijk een populair instrument, en de invloed in de muziek mag niet onderschat worden. Door dit instrument in het echte grote pijporgel in de wereld gekomen, en zonder het portatief/positief was de populariteit en dus ook de invloed van het orgel nooit zo groot geweest.

Bronnen

Boeken

  • Geschiedenis van de Westerse muziek door Donald J. Grout en Claude V. Palisca
  • Handboek van de muziekgeschiedenis door Marcel Boereboom
  • Geschiedenis van de muziek door H. Wörner
  • Music in medieval Europe door Jeremy Yudkin
  • Atlas van de muziek (Deel 1; middeleeuwen en renaissance) door Ulrich Michels
  • Prisma beknopte geschiedenis van de muziek door Stefan Schaub

Internetsites

  • Wikipedia.nl
  • Digischool.nl
  • Gregoriaans: Een herinnering aan Rome? Door Jurgen van den Hout
  • Geschiedenis van de Europese Muziekinstrumenten door Martijn Sinke
  • Geschiedkundig overzicht van het Gregoriaans naar Alberto Turco, vertaald door dr. A.C. Vernooij

Overig

  • Encarta Encyclopedie
© 2006 - 2024 Sonisch, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Het noteren bij schakenHet noteren bij schakenHet noteren van een schaakpartij is vaak verplicht en nog handig ook nog. Maar hoe schrijf je nou een schaakwedstrijd op…
Elektronconfiguratie opstellen - theorie en voorbeeldenElektronconfiguratie opstellen - theorie en voorbeeldenAlle elementen in het periodieke systeem der elementen beschikken over een aantal protonen. Zo zit er in een waterstofke…
Middeleeuwen: belangrijke personen en gebeurtenissenMiddeleeuwen: belangrijke personen en gebeurtenissenDe Middeleeuwen is een tijdperk dat duurde van ongeveer 500-1500 na Christus. Veel personages die in de middeleeuwen lee…
Muzieknotatie als een wereldwijde taalMuzieknotatie is een systeem dat uitgaat van een aantal tekens waarmee klinkende muziek kan worden omgezet naar een soor…

Jumpstyle, hardstyle, hardcore en meer!Jumpstyle, je hoort iedereen erover tegenwoordig. Maar wat is jumpstyle nu precies? En welke andere stijlen zijn er binn…
Sonisch (24 artikelen)
Gepubliceerd: 28-10-2006
Rubriek: Muziek en Film
Subrubriek: Muziekstromen
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.