Het muziekschrift: muzieknoten en de notenbalk
Muziek kent een eigen schrift, een verzameling tekens en termen waarmee een melodie kan worden omgezet naar een vaste vorm. Dankzij het muziekschrift hebben muzikale meesterwerken zoals die van Mozart overgeleverd kunnen worden, zodat ze eeuwen na de tijd van de oorspronkelijke compositie nog net zo gespeeld worden als toen. Maar hoe “ontcijfer” je dat schrift?Muzieknoten en de notenbalk
De noten
De naamgeving van muzieknoten is gebaseerd op de majeur toonladder. Terwijl deze in de zangwereld ook wel wordt aangeduid met do-re-mi-fa-sol-la-si-do, is het voor muziekinstrumenten gebruikelijk de eerste zeven letters van het alfabet te gebruiken (dus A, B, C, D, E, F, G). De noot die volgt op G is weer A, enzovoort. We spreken dan ook wel van een octaaf (het Latijnse octo betekent acht), welke staat voor het bereik tussen twee gelijke letters (bijvoorbeeld C1 t/m C2).
Wanneer we de C-majeur toonladder uitdrukken in termen van toonafstanden, dan ziet dat er als volgt uit:
_ 1 _ 1 _ 1/2 _ 1 _ 1 _ 1 _ 1/2 _ (waarbij de strepen voor de tonen staan en de tussenliggende getallen voor de toonafstand). Merk op dat er twee keer een halve toonafstand wordt afgelegd: dit is waar zich geen zwarte toets tussen twee opeenvolgende witte toetsen bevindt (ofwel tussen E-F en B-C). Hetzelfde schema is tevens van toepassing op de andere majeur toonladders. Zo wordt de G-majeur toonladder als volgt gespeeld: G-A-B-C-D-E-Fis-G (opnieuw bevindt zich een halve toonafstand tussen de derde en vierde noot, B-C, en tussen de zevende en achtste noot, Fis-G; doordat er een hele toonafstand moet zijn tussen de zesde en de zevende noot speel je een Fis in plaats van een F).
Naast de majeur toonladder bestaat ook nog de zogenoemde mineur toonladder. Deze heeft het volgende schema:
_ 1 _ 1/2 _ 1 _ 1 _ 1/2 _ 1 _ 1 _.
De natuurkundige basis van het octaaf
Geluid wordt veroorzaakt door het trillen van lucht. Dit gebeurt in golven: een heen- en weergaande beweging. De snelheid waarmee deze trilling plaatsvindt, ofwel de frequentie (het aantal trillingen per seconde) bepaalt de toonhoogte. Hoe hoger de frequentie, des te hoger de toon. Voor een willekeurige toonhoogte geldt dat als de frequentie een factor x groter wordt (waarbij x een integer, ofwel geheel, getal is), er een harmonische toon ontstaat. Noten die onderling harmonisch zijn, worden met dezelfde letter aangegeven. Tussen twee harmonische noten worden elf stapjes van een halvetoonsafstand gemaakt, welke gelijk is aan de frequentie maal 2^1/12. Wijkt de geproduceerde frequentie af van deze verhouding, dan wordt de toon als onzuiver waargenomen.
In principe zou iedere willekeurige toonhoogte de basis kunnen vormen van een octaaf. Voor een gestandaardiseerd stemmen is echter gekozen voor een frequentie van 440 Hz voor de noot A, waarmee de klank van de andere noten eveneens is vastgelegd.
Geluid wordt veroorzaakt door het trillen van lucht. Dit gebeurt in golven: een heen- en weergaande beweging. De snelheid waarmee deze trilling plaatsvindt, ofwel de frequentie (het aantal trillingen per seconde) bepaalt de toonhoogte. Hoe hoger de frequentie, des te hoger de toon. Voor een willekeurige toonhoogte geldt dat als de frequentie een factor x groter wordt (waarbij x een integer, ofwel geheel, getal is), er een harmonische toon ontstaat. Noten die onderling harmonisch zijn, worden met dezelfde letter aangegeven. Tussen twee harmonische noten worden elf stapjes van een halvetoonsafstand gemaakt, welke gelijk is aan de frequentie maal 2^1/12. Wijkt de geproduceerde frequentie af van deze verhouding, dan wordt de toon als onzuiver waargenomen.
In principe zou iedere willekeurige toonhoogte de basis kunnen vormen van een octaaf. Voor een gestandaardiseerd stemmen is echter gekozen voor een frequentie van 440 Hz voor de noot A, waarmee de klank van de andere noten eveneens is vastgelegd.

De notenbalk
De basis van het notenschrift is de notenbalk: deze bestaat in beginsel uit vijf evenwijdige horizontale lijnen. Iedere lijn en iedere ruimte tussen twee lijnen staat voor een noot. Samen met de noot boven de bovenste lijn en de noot onder de onderste lijn kunnen met deze vijf lijnen in totaal dus elf verschillende noten worden weergegeven. De meeste muziekstukken kennen echter een groter bereik; voor noten die buiten de vijf basislijnen liggen, wordt de balk dan ook uitgebreid met extra lijnen. Om het geheel leesbaar te houden, worden deze echter alleen als een kort streepje in het gebied van de betreffende noot weergegeven.
Ook voor de notenbalk is de majeur toonladder het uitgangspunt: opeenvolgende stapjes in de notenbalk weerspiegelen in principe de noten A, B, C, D, E, F en G. Voor welke noot een specifieke lijn of tussenruimte staat, is afhankelijk van de gebruikte sleutel. Aan het begin van elke notenbalk staat aangegeven welke sleutel van toepassing is. De meest gebruikte muzieksleutels, de G-sleutel en de F-sleutel, worden hier nader toegelicht.

De G-sleutel
De G-sleutel (ook wel vioolsleutel) wordt weergegeven als een sierletter G. Het centrale uiteinde bevindt zich op de tweede lijn van onderen; deze hoogte staat dan ook gelijk aan de noot G. Hiermee zijn de noten die door de overige lijnen worden gerepresenteerd op logische wijze af te leiden. De G-steutel is van toepassing op instrumenten met een wat hoger toonbereik, zoals een viool, fluit of de rechterhand bij de piano.