recensieDavid Bowie, The Man Who Sold The World (album)
The Man Who Sold The World is het derde album van David Bowie en het laatste dat hij maakte voor hij in 1971 een verbintenis met RCA aan zou gaan. De opnames vonden plaats in het voorjaar van 1970. Na de hit “Space Oddity” was de carrière van Bowie gestagneerd en de zanger verkeerde in een depressie. Tot overmaat van ramp belandden de banden ook nog op de plank vanwege onenigheid bij platenmaatschappij Mercury, waardoor het album pas een jaar later in Engeland zou verschijnen. De bandleden hadden zich inmiddels op hun eigen projecten gestort, zodat er geen tournee volgde om de plaat te promoten. Daardoor werd het destijds nauwelijks opgemerkt.
Gegevens album
- Titel: The Man Who Sold The World
- Artiest: David Bowie
- Jaar van uitgave: 1970
- Duur: 40:37
- Producenten: David Bowie, Tony Visconti
- Label: Mercury Records
Begeleidingsband
“The Man Who Sold The World” is het eerste album waarop David Bowie gebruik kon maken van een eigen begeleidingsband. Als gitarist was Mick Ronson aangetrokken, via Ronson kwam drummer Mick Woodmansey erbij en producer Tony Visconti nam de baspartijen voor zijn rekening. Muzikaal gezien is het album in essentie het werk van een powertrio. Ronson en Visconti waren verantwoordelijk voor een groot deel van de arrangementen. Mick Ronson was beïnvloed door Jeff Beck en hield van Led Zeppelin, The Jimi Hendrix Experience en Cream. Ronson domineerde het album met zijn brute gitaarwerk, ondersteund door een ritmesectie die zich niet puur tot begeleiden beperkte. Vooral in het basspel van Tony Visconti is de invloed van Jack Bruce (Van Cream) te herkennen. En voor de progressieve Folkie David Bowie was het zijn eerste Rock and Roll-album, al vormde zijn akoestische gitaar nog steeds de basis van de meeste nummers.
Het album
Het album opent met het epische “
The Width Of A Circle” met een surrealistische tekst, waarin Bowie diep in zijn psyche graaft. Het nummer heeft genoeg muzikale inhoud om de 8 minuten te rechtvaardigen met sterke riffs en solo’s van Ronson en overtuigende zang van Bowie. Het geheel mondt uit in een stevige Boogie en handelt over een homo-erotisch treffen in het diepste van de hel, gevolgd door een bombastisch einde met paukslagen van Woodmansey.
In “
All The Madmen” lijkt de Folkie weer heel even te zijn teruggekeerd. Bowie start het nummer met alleen zijn stem en zijn gitaar, maar al snel klinkt er nerveus getik op de bekkens aangevuld met een ontregelende blokfluit die de waanzin verbeelden waar dit nummer over handelt. Nadat Ronson zijn intrede heeft gedaan volgt er een break waarin stemmen door elkaar klinken als in het hoofd van schizofreniepatiënt (Davids halfbroer Terry zat op dat moment in een inrichting) om vervolgens over te gaan op een Bolero ritme dat iedere zichzelf respecterende Hard Rock-groep op het repertoire had staan. Jeff Beck (“Beck’s Bolero”), Deep Purple (“Child In Time”), Led Zeppelin (“How Many More Times”) bijvoorbeeld om er maar een paar te noemen. Niet origineel, wel krachtig.
“
Black Country Rock” is lichtvoetiger. Het is duidelijk een albumvuller. Het nummer heeft alleen een couplet en een refrein en kent veel herhalingen, maar slecht is het zeker niet. Bowie doet nog een Marc Bolan-imitatie voor de band loos gaat. Prima Rock and Roll.
De A-kant sluit af met “
After All”, een creepy ballad met een tekst die geen enkele hoop of troost biedt. In het instrumentale tussenstuk klinkt de band als een Leger des Heils orkest. Dit sinistere werkje is waarschijnlijk het meest onderschatte nummer van het album.
“
Running Gun Blues” is zowel muzikaal als qua tekst inferieur. Handelend over een lustig rondschietende Vietnamveteraan zingt Bowie het eerste couplet met een rare falset en ontbeert hij in de refreinen kracht.
Science Fiction Rock doet zijn intrede in “
Saviour Machine”, een gedateerd aandoend werkstuk over een wereld die geregeerd wordt door een computer. Muzikaal is het een gewaagd stuk, maar het eindresultaat is niet echt bevredigend.
“
She Shook Me Cold” is een heavy jam met een macho tekst van Bowie, deze keer behelst het een heteroseksuele fantasie. Mick Ronson opent het nummer met een Wah Wah riff als ode aan Jimi Hendrix en er is een lang instrumentaal gedeelte met Ronson en Visconti die tegen elkaar opbieden, zoals Eric Clapton en Jack Bruce in Cream plachten te doen. Aan het einde horen we voor het eerst de loeiende falset van Bowie die later in zijn carrière nog vaak terug zou keren.
Het titelnummer (“The Man Who Sold The World”) is een vreemde eend in de bijt. Op een licht, Zuid-Amerikaans aandoend ritme en een eenvoudig, repeterend gitaarloopje brengt Bowie de mystieke tekst met ijle door een Phaser bewerkte vocalen. In al het muzikale geweld waardoor het omringd werd, werd het nummer jarenlang over het hoofd gezien. Totdat Nirvana het coverde in hun “Unplugged”-optreden in 1993. Velen ontdekten toen pas de ingetogen kracht die van de song uitging.
“
The Supermen”, tenslotte, handelend over een superieure menselijke soort, krijgt ook een Science Fiction-behandeling met pauken aan het begin en een enorme echo aan het eind die de onmetelijke val van de supergoden moet verbeelden. Een wat minder hysterische vocale aanpak van Bowie zou waarschijnlijk een betere en meer dreigende indruk hebben gemaakt.
Conclusie
Al met al een interessant album, omdat hiermee de kiem van Bowie’s latere carrière werd gelegd. Het album is niet over de gehele linie sterk. Vooral The “Width Of A Circle” en het titelnummer springen eruit. De bandleden spelen het hele album door of hun leven ervan afhangt wat zorgt voor een gloeiende intensiteit. Maar net als zijn voorganger is het album nog te onevenwichtig om tot de echte klassiekers te behoren.