Prelude en Fuga nummer 2 in c-mineur, BWV 847
Geen enkele interpretatie van een muzikant slaagt op iets als het niet gebaseerd is op een analyse en andere informatie die het stuk met zich meebrengt. Ziehier een bespreking van de prelude en fuga nummer 2 in c-mineur, BWV 847 van Johann Sebastian Bach. Wat een eenvoudige analyse en wat uitgediepte achtergronden al dan niet kunnen doen met een muziekstuk...
De componist
Steekkaart:
- Naam: Johann Sebastian Bach
- Geboren: 21 maart 1685 te Eisenach
- Gestorven: 28 juli 1750 te Leipzig
- Stijlperiode: barok
In het jaar 1685 werden niet alleen de componisten Händel en D. Scarlatti geboren, maar ook Johann Sebastian Bach. Zijn familie bestond grotendeels uit componisten en muzikanten. Toen Johann negen jaar was, overleden zijn beide ouders en werd hij door zijn oudere broer, organist en leerling van Pachelbel, te Ohrdruf opgevoed. Hij speelde al klavecimbel en viool, maar kon het toch niet laten om het orgel, dat zijn broer beoefende, aan te raken. In 1700 werd hij koorknaap in Lünenberg, maar al snel werd hij daar aangeworven als koorleider en instrumentist. De oudste composities die tot nu toe van Johann Sebastian Bach zijn gevonden, dateren volgens muziekhistorici van het jaar 1702. Eventjes werd hij, voornamelijk als violist, als hofmusicus in Weimar aangeworven (1703). Nadien verdiende hij zijn brood als organist te Arnstadt. In 1707 kreeg hij een aanstelling als organist in Mühlhausen en trouwde hij met zijn nicht, Maria Barbara Bach. Rond 1708 werd Johann Sebastian Bach voor negen jaar aangesteld als kamermusicus en organist te Weimar. Hij werd in 1717 kapelmeester aan het hof te Cöthen. In 1720 overleed Maria Barara en huwde hij opnieuw met Anna Magdalena Wülken. Na vele, moeilijke onderhandelingen kreeg Johann Sebastian Bach een aanstelling als cantor in Leipzig (1723). Hier was hij verantwoordelijk voor vier kerken, waaronder de Thomaskirche. In deze kerk moest hij zelf de uitvoeringen leiden. Hier werd het volgende onder verstaan:
- Wekelijks een cantate
- Jaarlijks een passie
- Af en toe een gelegenheidswerk, dit was vaak een motet.
- Elke maand moest minstens één werk van zijn hand komen.
Naast dit concertwerk werd hij ook verantwoordelijk gesteld voor lessen in muziek en Latijn in de Thomasschool. Hij beoefende deze functie tot aan zijn dood in 1750. De grootste Barokcomponist overleed aan een mislukte oogoperatie waardoor hij blind werd en een dodelijke infectie opliep. Johann Sebastian Bach was een overtuigd protestant en verwekte bij zijn twee vrouwen twintig kinderen. Er zijn echter maar maximum elf tegelijkertijd in leven. Vier van zijn zonen werden belangrijke componisten:
- Wilhelm Friedemann Bach (1710 – 1784)
- Carl Philipp Emanuel Bach (1714 – 1788)
- Johann Cristoph Friedrich Bach (1732 – 1795)
- Johann Christian Bach (1735 – 1795)
Stijlperiode: barok
Stijlfiche
- Periode: de barok
- Tijdsafbakening: 1600 - 1750
- Belangrijke componisten: Johann Sebastian Bach, Henry Purcell, Antonio Vivaldi en Georg Friedrich Händel.
Citaat uit het boek "Leer klassieke piano spelen": De barok is een stijlperiode in de Europese kunst, architectuur en muziek, die duurde van ongeveer 1600 tot 1750. De gebouwen waren rijkelijk voorzien van allerlei versieringen, en die neiging tot versieren kwam ook tot uiting in de muziek. De Barokmuziek verspreidde zich vanuit Italië naar Duitsland, Frankrijk en Engeland. Opvallende kenmerken zijn de contrasten in tempo en volume.
Het is en het zal altijd moeilijk blijven om perioden af te bakenen. Het is al moeilijk om de algemene geschiedenis in te delen, want zelfs op de dag van vandaag zijn er nog steeds discussies tussen historici over wanneer een periode al dan niet eindigt. Uiteindelijk vormt men een compromis. Voor de barok zegt men dat de periode in de zeventiende eeuw start en halverwege de achttiende eeuw eindigt.
Stijlkenmerken
Velen zullen denken dat Barokmuziek enkel monodieën zijn die begeleid worden door een basso continuo en dansen, zoals een gavotte, een allemande en een menuet die voor de adel zijn bedoeld. In de muziek is de Barok meer dan dat. De opera ontstond, harmonie en vooral contrapunt werden uitgebreid en toegepast. Polyfonie vierde in deze stijlperiode zijn hoogdagen. Meerstemmigheid maar niet atonaal! Door strikte regels binnen het contrapunt slaagde men erin om een tonale compositie te verwezenlijken. Ik gebruik nu het woord tonaal maar in de tijden van Bach dacht men niet tonaal maar modaal. Met andere woorden de modi (ionisch, dorisch, frygisch, …) waren het centrum van het muzikaal gedachtegoed.
Voor elke gelegenheid, zowel geestelijk als wereldlijk, werd er muziek geschreven. Vooral de koormuziek kreeg hierdoor een sterke boost. Doordat alle stemmen even belangrijk werden, was er meer en meer vraag naar muzikanten die de kennis van de muziek en de vaardigheden van hun instrument zeer goed onder de knie hadden. Vermits er hierdoor weinig kans was voor amateurs richtte de muziek zich meer tot de welvarende standen: de adel en de clerus. Zij hadden immers de tijd en zin om zich te gaan bekwamen in een instrument.
De rol van de piano in de barok
De Italiaan Christofori maakte rond 1700 de eerste piano. Populair werden deze instrumenten nog niet echt. De klavecimbel, het virginaal, het spinet en het klavechord bleven de toetsinstrumenten bij uitstek. Er zijn geruchten dat Bach de eerste piano’s afkeurde vanwege de toetsenmechaniek, die naar zijn zin niet goed genoeg werkte. Indien deze gissingen waar zijn, zou dat ook de voornaamste rede kunnen zijn waarom Bach nooit gecomponeerd heeft voor de piano.
Composities
Ik zou Johann Sebastian Bach belachelijk maken als ik slechts een paar honderd woorden gebruik om zijn composities in detail te bespreken. Hij heeft te veel composities geschreven en in te veel verschillende soorten bezettingen (en dat op hoog niveau) om dit te kunnen doen. Ik probeer dus de voornaamste kenmerken en lijnen te bespreken.
Men kan de muziekstukken van Johann Sebastian Bach in twee grote groepen onderverdelen. Namelijk:
- vocale werken
- instrumentale werken
Als kind schreef Bach liederen, wereldlijke en geestelijke cantates, passies en motetten, maar geen opera’s! Hij heeft veertien bekende liederen gecomponeerd waarvan er twaalf geestelijk en twee wereldlijk zijn. Alle veertien zijn ze voorzien van een basso continuo.
Tweehonderd geestelijke (opgevoerd tijdens een protestantse eredienst) en twintig wereldlijke (voor sociale gebeurtenissen) cantates zaten in de erfenis die Bach ons na zijn dood achterliet. Er is een vermoeden dat dit aantal slechts een klein deel is van het oorspronkelijke aantal cantates dat Johann Sebastian Bach heeft geschreven. Verder heeft Bach op vocaal gebied nog oratoria, passies, motetten en verschillende missen gecomponeerd.
Bron: Onbekend, Wikimedia Commons (Publiek domein) Op instrumentaal vlak is de muziek van Bach onder te verdelen in zes groepen:
- Composities voor orgel: het allereerste en allerlaatste werk dat Johann Sebastian schreef was voor orgel. Hij schreef orgelmuziek voor verschillende doelen: voor in de kerk, maar ook voor zijn concerten. De muziek die hij voor zijn optredens componeerde waren orgelsonates, orgelconcerti (orgel solo!). Voor zijn orgelmuziek onderging Johann Sebastian Bach invloed van Böhm (tekstverklanking), Pachelbel (wetmatigheid) en Buxtehude (virtuositeit).
- Klavecimbelwerken: in de tijd van Johann Sebastian Bach werd er amper een onderscheid gemaakt tussen de verschillende toetsinstrumenten. Zo kon bijvoorbeeld een werk dat oorspronkelijk voor orgel was bedoeld, ook gemakkelijk worden gespeeld op een klavecimbel en omgedraaid. Het Italiaans concerto, de Goldbergvariaties, de Franse en Engelse suites en de partita’s daarentegen zijn uitdrukkelijk bestemd voor de klavecimbel. “Das Wohltemperierte Klavier I und II” is een belangrijk werk dat oorspronkelijk voor klavecimbel geschreven is, maar gemakkelijk kan worden uitgevoerd door andere klavierinstrumenten. Dit zijn twee maal vierentwintig preludes en fuga’s in al de verschillende toonaarden. Elke toonsoort had hierbij zijn eigen karakter.
- Muziek voor solostrijkers: Bach was zelf een begaafd violist en bewees de mogelijkheden van de viool goed te kennen doordat hij de violist op technisch vlak het regelmatig moeilijk maakte. Hij schreef ook enkele sonates voor viool en klavecimbel en een aantal vioolconcerti voor twee violen en orkest. Ook de cello bleef niet onaangeraakt. Johann Sebastian Bach schreef hiervoor zes suites.
- Ensemblemuziek: de Brandenburgse concerti zijn hier een goed voorbeeld van.
- Kamermuziek: Johann Sebastian Bach heeft verschillende sonates voor viool, gamba of fluit met klavecimbel geschreven.
- Abstracte werken: “Das Musikalische Opfer” en “Die Kunst der Fuga” zijn hier twee uitstekende voorbeelden van.
Belangrijke uitvoerder: Glenn Gould
Glenn Gould, pianist en componist, heeft wereldfaam gekregen door zijn interpretaties van J.S. Bach. Hij is op 25 september 1932 geboren en op 4 oktober 1982 gestorven in Toronto (Canada). Al vroeg onderwees zijn moeder hem de eerste lessen op het klavier en op tienjarige leeftijd begon hij een studie op het Royal Conservatory of Music in Toronto. Zijn eerste publieke optreden was in 1945 en vijf jaar later werd er voor het eerst een concert van hem live op de radio uitgezonden. In 1957 maakt Gould een tournee in Europa en de Sovjet-Unie waar hij ondanks de problemen tussen Rusland en Amerika door het publiek en de recensenten hartverwarmend ontvangen werd. Op 10 april 1964 stopte hij abrupt met het geven van concerten. Dit was meer een verrassing voor het publiek dan voor hem want, hij had al jaren uitgekeken om te kunnen kappen met deze schijnvertoningen. Het concertleven sprak hem niet echt aan en hij wilde liever als componist dan als pianist herinnerd worden. In 1982 overleed Glenn Gould aan de gevolgen van een beroerte.
Analyse
Het werk van Bach dat ik eenvoudig zal analyseren is de prelude en fuga nummer twee in do klein. Maar voor ik mij aan de analyse zal wagen, verklaar ik even de twee termen die menigeen niet veel zullen zeggen. Namelijk: prelude en fuga. Prelude komt van het Frans en in muziektermen vrij vertaald is het een voorspel. In dit geval komt het dus voor de driestemmige fuga. Een fuga is een polyfoon werk dat minstens uit drie stemmen bestaat. Het heeft een dux (hoofdthema op de tonica van de toonaard) die zal worden gevolgd door het comes (thema op de dominant van de toonaard) waarna weer de dux in een andere octaafligging zal verschijnen. Het bestaat uit een expositie en een doorwerking en een re-expositie. Vaak is er ook sprake van contrasubject (CS). Onder CS verstaat men dat het dux- en het comes-thema tegelijkertijd en synchroon worden gespeeld.
Een fuga kan op verschillende manieren eindigen:
- Stretto: nog voor het vorige thema is uitgespeeld, wordt een ander thema ingezet.
- Pedaalnoot: de thema’s worden nog eens voor een laatste maal gespeeld bovenop een noot die meerdere maten blijft liggen.
- Re-expositie: herneming van het begin waarin alle thema's worden geëxposeerd
- Geen expositie: dit komt niet bij de schoolse fuga's voor, maar wel vaak bij prelude en fuga's van J.S. Bach.
Prelude
Deze prelude staat in do klein en is meer ritmisch dan melodisch. De kunst dat de toetsenist hier moet laten zien is dat deze zeer gecontroleerd de zestiende noten, die constant op elkaar volgen, heel regelmatig kan bespelen. De zestiende noten zullen uiteindelijk na een overgang van drie maten in een presto belanden die op zijn beurt de weg naar het adagio leidt. Tot slot wordt het begintempo weer opgenomen en dit tot het einde van de prelude. Zoals al vermeld, volgt er na deze vierentwintig maten een overgang die bestaat uit drie maten. Deze wordt afwisselend met linker- en rechterhand gespeeld. Op de partituur is dit gekenmerkt door respectievelijk stokjes naar beneden of naar boven. De moeilijkheid van deze overgang is dat er geen onregelmatigheid in mag komen zitten. Met andere woorden: er mag geen hapering te horen zijn tussen linker- en rechterhand. Het is vrij moeilijk om plotseling in een ander tempo te zitten zonder een lange opbouw. Dat maakt het ook lastig om vanaf de eerste maat in het nieuwe tempo regelmatig te blijven. Ook de twee sprongetjes in de linkerhand vragen concentratie en oefening.
Het adagio is zeer vrij en laat alle mogelijkheden over aan de toetsenist. Men zou zeggen: ‘Ah, het is vrij, dus is het gemakkelijk.’ Wel in tegendeel! Het gevaar bestaat dat de muzikant aan overacting begint te doen, waardoor het totaal niet muzikaal klinkt terwijl het wel zo bedoeld is. Men kan dit allegro beschouwen als het hernemen van het tempo. Opvallend is de laatste tel waar plots een akkoord van do groot te lezen is. Dit is typisch voor vele werken uit de tijd van Bach. Men kan wel zeggen dat het toen in de mode was om de terts van het tonica akkoord met een halve toon te verhogen. Hierdoor eindigt dit werk met een majeur akkoord. Deze verhoogde terts wordt in vakliteratuur Picardische terts genoemd. De prelude staat zo goed als in één toonaard geschreven. Soms lijkt er een modulatie te zijn, maar die lost direct weer op in de toonaard waardoor je het vaak ook als een andere graad in de toonaard kunt beschouwen.
Belangrijke kenmerken van deze prelude:
- Motorisch element vormt de basis van de akkoordenreeks.
- Elke samenklank heeft een aparte kleur
- Veel gebruik van pedaalnoot (meestal tonica en dominant) die voor spanning zorgt.
- De prelude is sterk tonaal geschreven en heeft als hoofdtoonaard do klein. Soms lijkt het naar de parallelle grote tertstoonladder, mi-mol groot, te moduleren.
- Versieringsnoten kronkelen rond de akkoordnoten.
Fuga
De basis van een fuga bestaat uit een thema dat in elke stem geëxposeerd wordt. Weliswaar in afwisselende soort: dux (thema gebouwd op de tonica) en comes (thema gebouwd op de dominant). Met uitzondering van het eerste tentoongestelde thema kun je boven en/of onder de andere thema’s contrasubjecten of vrij contrapunt terugvinden. Vermits de fuga in do klein staat is het ook logisch dat het thema hierin begint. Weliswaar zal er gedurende de fuga wel gemoduleerd worden naar andere toonaarden.
In de expositie volgen de thema’s zich in dux – comes - dux op. De thema’s blijven in dezelfde toonaard (do klein). In de doorwerking is het eerste thema in een andere toonaard terug te vinden. Dit staat in mi-mol groot. Na een overgang komt het thema terug in sol klein en dan weer in do klein. Alle thema’s die na deze laatste komen staan in de hoofdtoonaard. Johann Sebastian Bach heeft voor deze fuga besloten om te eindigen met een pedaalnoot waar nog voor de laatste maal het dux-thema op wordt gespeeld. Net zoals in de prelude eindigt dit werk in do groot door gebruik van een Picardische terts. Het thema komt in volgende toonaarden voor: do klein, sol klein, Mi-mol groot. De meeste fuga’s van Bach eindigen meestal zonder einde, toch kun je de pedaalnoot die halverwege maat negenentwintig begint met daar bovenop eenmaal het volledige thema als het einde van de fuga beschouwen. Normaal komt in elke stem het thema terug (met uitzondering van de stem die de pedaalnoot heeft).