A |
ACTIVE SENSING | Een methode, waarmee een MIDI apparaat zijn verbinding controleert. Het apparaat stuurt ongeveer 3 keer per seconde een bericht naar de ontvanger. Wanneer in die periode geen bericht wordt ontvangen, gaat het apparaat ervan uit, dat de verbinding is verbroken. Het apparaat start dan een procedure om het contact te herstellen. |
ADDITIVE SYNTHESIS | Een methode van genereren van geluid (synthesis). Hierbij worden sinus (golf)-vormige geluiden gecombineerd. Van deze "waves" zijn de frequentie en golflengte onafhankelijk variabel. |
ADSR | Attack, Decay, Sustain en Release zijn de waarden die de opbouw, het nivo en de duur van het geluid bepalen. Deze waarden worden samen de envelope genoemd. De envelope bepaalt het gedrag van het geluid ten opzichte van een tijdsduur. Attack is de tijd tussen het aanslaan van de noot tot het bereiken van het hoogste geluidsniveau. Decay is tussen deze piek en het bereiken van het sustain nivol. Sustain is de tijd waarin het nivo gelijk blijft. Release is de tijd waarin het geluid daalt van sustain-nivo naar het eindnivo. Release begint meestal wanneer de noot of toets wordt losgelaten. Omdat ADSR de vorm van een geluid bepaalt, kom je ADSR knoppen tegen op de meeste synthesizers, samplers en andere apparaten die tonen genereren. Vaak zijn de waarden en nivos van de ADSR instellingen volledig te programmeren. |
AFTER TOUCH | De hoeveelheid kracht die de muzikant uitoefent op de toetsen, nadat hij de toetsen heeft aangeslagen. Polyphonic aftertouch: meet de druk op iedere individuele toets. Monophonic aftertouch: geeft de totale druk op alle toetsen weer. |
AIFF | Het standaard format voor het opslaan van audio op een Apple Macintosh computer of laptop. |
ALGORITHM | Een reeks instructies die een computer ontvangt en gebruikt om een probleem op te lossen. |
ALL NOTES OFF | Een boodschap van 3 bytes, verzonden via een MIDI kanaal.Deze instructie verteld het ontvangende apparaat, dat alle noten die op dat moment klinken, beëindigd moeten worden. |
ALIASING (FOLD-OVER) | "Valse frequenties" die ontstaan wanneer samplingfrequenties groter zijn dan anderhalf maal de samplingrate. |
AMPLIFIER | Verterker. Een apparaat dat de kracht, frequentie of stroom vergroot. Het eindsignaal is het inputsignaal + de vermeerdering van kracht. |
AMPLITUDE | De kracht of grootte van een hoeveelheid,vergeleken met het 'Nul nivo' of 'rustnivo'. |
ANALOG | Een analoog signaal is een signaal dat continu variabel is, in tegenstelling tot een digitaal signaal dat slechts een beperkt aantal discrete niveaus kan aannemen. |
ANALOG SYNTHESIS | Een methode van synthese van geluid, die gebaseerd is op vaste waveforms. De kracht, frequentie en harmonische inhoud kunnen bewerkt worden om een groot aantal verschillende geluiden te creëren. |
ARPEGGIATE | Het één voor één spelen van noten van een akkoord, in plaats van het tegelijk spelen van het akkoord. |
ATTACK | De eerste fase van een envelope. Geeft de tijd weer tussen he begin van het geluid en het bereiken van het maximale nivo. |
B |
BANK | Een opslagplek in een synth of sampler, waarin een aantal programma's (geluiden) zijn opgeslagen. |
BINARY NUMBERS | Binaire nummers, een nummersysteem, gebaseerd op twee getallen; de 0 en de 1. |
BITS (BYTES) | Binaire tekens. Het systeem dat de computer gebruikt om getallen op te slaan. Één bit staat gelijk aan een 1 of een 0. Meestal bestaat een byte uit 8 bits. Het MIDI systeem gebruikt echter 10 bits per byte. Een MIDI message bestaat uit een startbit, 8 bits en een stopbit. |
BUFFER | Een deel van het RAM, dat wordt gebruikt voor tijdelijke opslag van data. |
C |
CENTRAL PROCESSING UNIT (CPU) | Een siliconen chip, die de berekeningen uitvoert en fungeert als 'brein 'van de computer. |
CHANNELS | Kanalen. Binnen het MIDI systeem kan via 16 kanalen data worden verzonden. |
CHANNEL MESSAGE | Een MIDI boodschap dat specifieke kanaalinformatie bevat. |
CHORUSING | Een geluidseffect dat je vaak tegenkomt op samplers en keyboards, of als zelfstandige effectsunit. Het inkomend signaal wordt gesplitst en op een licht veranderde toonhoogte of met vertraging gemengd met het originele signaal. Het resulteert in een vol, warm en rijk geluid. Vaak kunnen de waarden van toonhoogte en tijd worden beïnvloed door een Low Frequency Oscillator (LFO). |
CONTROLLERS | Verschillende schuiven, draaiknoppen, wheels, schakelaars en drukknoppen die je terugvindt op een MIDI-controller. De controllers versturen MIDI boodschappen die het geluid van het apparaat veranderen. |
D |
DECIBEL | Een tiende van een Bel. Bel is de meeteenheid waarin geluidsterkte wordt weergegeven. |
DECAY | Een van de vier fasen van een envelope. Geeft de tijd weer tussen maximaal nivo en sustainnivo. |
DELAY | Een vaak voorkomend en gebruikt effect. Dit effect simuleert het tijdsverschil tussen het horen van het geluid en het horen van een reflectie van het geluid. |
DIGITAL SYNTHESIS | Het gebruik van digitale sytemen om geluid te genereren. Deze methode wordt het meest gebruikt in moderne synthesizers, in tegenstelling tot de 'oude' analoge manier. |
DIN PLUG | Een 5-polige stekker die wordt gebruikt om MIDI apparatuur aan te sluiten. |
DISTORTION | Het proces van geluidsvervorming. Vooral in trek bij gitaristen om het geluid 'zwaarder' en 'smeriger' te maken. |
DRUM MACHINE | Een apparaat dat vaak door MIDI aangestuurd kan worden. Het apparaat bevat samples van verschillende drumgeluiden. Vaak voorzien van eigen sequencer om drumpatronen te creëren. |
DSP | digital signal processing. Het bewerken van digitaal geluid. |
DYNAMICS | Het relative volume van een muziekstuk. |
E |
ECHO | Een veelgebruikt effect in synthesizers en samplers.Het originele signaal wordt herhaald met een minimale vertraging van 50 milliseconden. |
ENVELOPE | Veranderingen van het geluid, weergegeven over een bepaalde tijd, inclusief bewerking van frequentie, kracht en klankleur. |
ENVELOPE GENERATOR | Een apparaat of proces binnen een klankmodule, dat een variabel signaal creëert. Dit signaal wordt gebruikt om instellingen te beïnvloeden en daarmee de klank van het geluid verandert. |
EQUALIZATION (EQ) | Het verhogen of beperken van de weergave van frequenties in het geluidsspectrum. |
F |
FADE IN/OUT | Een functie die vaak tegenkomt in audio editing software. Laat de gebruiker het volume van een gedeelte van het muziekstuk geleidelijk verhogen of verlagen. |
FADER | Ook bekend als slider of attenuator. Schuifknop. |
FILTER | Een circuit dat bepaalde frequenties doorlaat en andere blokkeert. Filters kom je tegen op bijna elke sampler, synthesizer en DJ mixer.Ook audio editing software is vaak voorzien van meerdere filters. Sommige filters kenne verschillende 'modes', of filtersoorten, zoals low-pass, high-pass, bandpass en band-reject. |
FLANGE | Dit effect mixed het originele signaal met een vertraagde versie.Dit creëert een golvend tremolo-effect. |
FM SYNTHESIS | Een manier van synthese van geluid, waarbij het ene signaal ( de carrier ) beïnvloed word door een ander signaal ( de modulator ). |
FREQUENCY | Het tempo per seconde waarin een oscillator vibreert. De frequentie van de oscillator wordt bepaald door de in te stellen frequentie plus de toonhoogte van de toets van het klavier die ingedrukt wordt. Het trillen van lucht produceert geluid. Frequentie wordt meestal uitgedrukt in Hertz (Hz). Het menselijk oor kan frequenties tussen 20 Hz en 20 kHz waarnemen. |
FUNDAMENTAL FREQUENCY | De dominante frequentie binnen een complexe waveform. Deze frequentie is de sterkste referentie naar de toonhoogte van het geluid. |
G |
GRAPHIC EQUALIZER | Dit bekende apparaat maakt gebruik van een serie bandpass filters. Deze filters kunnen het volume van de aangegeven frequentie verhogen of verlagen. Elk filter wordt weergegeven als een van de 'bands' op de equlizer. |
H |
HERTZ | De meeteenheid waarmee frequentie wordt weergegeven. |
K |
KEYBOARD SPLIT | De setup van een keyboard, waarbij verschillende toetsen verschillende klanken of instrumenten aansturen. Ook bekend als 'zoning'. |
L |
LCD | Liquid Crystal Display. Een klein scherm dat data weergeeft. |
LFO | low frequency oscillator. Een oscillator produceert golven of waveforms. Een LFO produceert golven, die zelf niet hoorbaar zijn als geluid, maar worden gebruikt voor het bewerken van de klank van het instrument. |
LIBRARIAN | Een softwaretoepassing voor het bewerken en opslaan van de programmadata (patches) van een MIDI apparaat.a |
LOCAL ON/OFF | Een 3 byte MIDI kanaal boodschap die de status bepaalt van de LOCAL ON/OFF functie van het apparaat. Is LOCAL ON geselecteerd, dan kan het apparaat aan de hand van ontvangen MIDI data geluid produceren. Ook kan met het keyboard van het apparaat zelf geluid worden geproduceerd. Is LOCAL OFF geselecteerd, dan reageerd het apparaat alleen op externe MIDI signalen. Het Keyboard van het apparaat is niet meer actief en het apparaat wordt door een ander MIDI apparaat 'bestuurd'. |
LOOP | Een cyclus van audio die zichzelf herhaald. De gebruiker geeft start en stop punt van de loop aan. |
M |
METRONOME | Een apparaat of applicatie dat een constante puls of tik produceert. Wordt gebruikt om tempo te behouden en muziekstukken te synchroniseren. |
MIDI | Musical Instrument Digital Interface. De universele taal waarmee muziekinstrumenten kunnen communiceren met elkaar en met computerapparatuur. |
MIDI CLOCK | Een 'system real time message' waarmee verschillende MIDI apparaten worden gesynchroniseerd. het standaard tempo waarmee dit gebeurd is 24 eenheden per beat. |
MIDI INTERFACE | Een apparaat waarmee je een aantal MIDI poorten kan toevoegen aan je computer.MIDI poorten bestaan uit drie soorten: MIDI IN, MIDI OUT of MIDI THRU. |
MIDI MERGE | Wordt gebruikt om MIDI signalen van verschillende bronnen samen te voegen. |
MIDI MESSAGE | De pakketten data die samen een MIDI boodschap vormen. |
MIDI PATCHER | Een apparaat waarmee je MIDI signalen kan toewijzen aan geselecteerde MIDI apparaten. De verschillende manieren van overbrengen van signalen noemen we routing. Vaak kun je het apparaat naar keus aanpseen om de MIDI signalen nog flexibeler te routen naar de MIDI apparatuur. |
MIDI PORTS | De drie connectors waar je de MIDIkabel op aansluit. MIDI poorten bestaan uit drie soorten: MIDI IN, MIDI OUT of MIDI THRU. |
MIDI TIME CODE (MTC) | Het universele tijdssysteem voor alle apparaten in een MIDI netwerk. Wordt verwerkt tot een SMPTE signaal en verzonden via een MIDI message. Zorgt ervoor dat alle aangesloten MIDI apparaten dezelfde timing hanteren. |
MIXER | Een apparaat dat gebruikt wordt om audiosignalen van verschillende bronnen met elkaar te mengen. Per bron kan het volume, de panning en vaak de eq onafhankelijk geregeld worden. Biedt vaak mogelijkheden tot het aansluiten van audioeffecten. |
MODULATION WHEEL | Vaak te vinden op synths en samplers. Het 'Mod-wheel" wordt vaak gebruikt om vibrato of effect toe te voegen aan het geluid.Is vaak vrij toe te wijzen aan verschillende instellingen of parameters van het apparaat. |
MONOPHONIC | De mogelijkheid van het spelen van slechts één noot tegelijk. Eigenschap van vooral oudere synthesizers. |
MULTITIMBRAL | De mogelijkheid van het produceren van verschillende klanken tegelijk. |
MULTITRACK | Traditioneel een term voor het opnemen en stapelen van verschillende audiobronnen. In MIDI software is het de mogelijkheid tot het stapelen en combineren van data, afkomstig van verschillende MIDI bronnen. |
N |
NOTE ON COMMANDS | Een channel voice message, die aangeeft dat een noot gespeeld moet worden.Bevat 2 extra data bytes: het nummer van de noot( note number) en de kracht waarmee de noot gespeeld moet worden (note velocity). |
O |
OCTAVE | Een frequentie ratio van 2:1. In de muziek gelijk aan een interval van 12 halve tonen. |
OSCILLATOR | Een elektrisch apparaat dat een herhalend periodiek signaal(waveform) voortbrengt.Term wordt ook gebruikt voor digitale processen met hetzelfde doel. |
OVERDUB | De mogelijkheid het ene geluid over het andere op te nemen. |
P |
PATCH CORD | Een audio kabel om verbinding te maken tussen de output van een apparaat en een mixer of versterker. |
PAN | Het verschuiven van een audiosignaal in het stereo veld, van links naar rechts en vice versa. |
PARAMETERS | De eigenschappen en instellingen die het geluid van het apparaat bepalen.Zijn vaak volledig programeerbaar. |
PATCH EDITOR | Software die je gebruikt om met de computer het geluid van een apparaat te veranderen. |
PATCHES | Ook bekend als programs, timbres en voices. Een verzameling van samples en instellingen, die tesamen het geluid van het apparaat bepalen. Patches kunnen vaak door de gebruiker worden geïmporteerd,bewerkt en opgeslagen. |
PITCH | Toonhoogte. Een continue frequentie gedurende een bepaalde tijd. |
PITCH BEND | Een MIDI controller die de pitch of toonhoogte controleert. |
POLYPHONIC | De mogelijkheid om veel noten tegelijk te spelen. |
POTENTIOMETER (POT) | Een weerstand met draaiknop, waarmee voltage kan worden geregeld. |
PRESETS | Een verzameling geluiden of instellingen die door de fabrikant bij het apparaat worden geleverd. |
PROGRAMS | (Zie PATCHES) |
PROGRAM CHANGE MESSAGE | Een MIDI boodschap van 2 bytes, die het apparaat verteld om het geladen programma te veranderen. |
PUNCH IN/OUT | De mogelijkheid om op een aangewezen punt in de compositie te beginnen en te stoppen met opnemen. |
Q |
QUANTIZATION | Het afronden van waarden naar een ingestelde referentiewaarde. Wordt in sequencers gebruikt om noten op het juiste moment te laten klinken. |
R |
RAM | random access memory. De tijdelijk opslagruimte van een computer of sampler. |
REAL TIME | Het opnemen van de bewerking van audio terwijl het gebeurt of wordt afgespeeld. |
ROM | read only memory. Het permanente geheugen van een computer, keyboard of sampler.Permanent memory in a computer or MIDI device. |
S |
SAMPLER | Een elektronisch of softwarematig apparaat waarmee audio kan worden opgenomen, bewerkt en afgespeeld.Deze apparaten worden vaak met MIDI aangestuurd. |
SAMPLING | Het digitaliseren van een waveform, door het meten van golflengtes en variaties, in exact getimede intervallen. De nauwkeurigheid van het meten wordt bepaald door door de bit resolutie. |
SAMPLING RATE | Het tempo van het maken van samples van een waveform. Dit tempo moet minimaal 2 maal zo hoog zijn als de hoogste frequentie die men wil opnemen. Commerciële CD's gebruiken een samplingrate van 44.100 samples per seconde. |
SEQUENCER | Vroeger nog een hardware apparaat. Tegenwoordig vaak in de vorm van MIDI software. Wordt gebruikt om MIDI data op te nemen, te bewerken en aft te spelen in een door de gebruiker aangegeven volgorde. |
SMPTE TIME CODE | Een standaard tijdscode, ingevoerd door the Society of Motion Picture and Television Engineers. Hiermee kunnen sequencers, video en andere externe apparaten worden gesynchroniseerd. |
STEP TIME | Het stuk voor stuk invoeren van noten in een sequencer, in tegenstelling tot het opnemen in 'real-time'. |
STANDARD MIDI FILE | Een standaard format voor MIDI bestanden, voor het uitwisselen van bestanden tussen programma's. |
STATUS BYTE | De eerste byte van een MIDI message, die het soort message aangeeft. |
SUSTAIN PEDAL | Een pedaal van een keyboard of controller. Bij het intrappen van dit pedaal, blijven de noten door klinken; ook als de toets wordt losgelaten. |
SYSTEM COMMON MESSAGES | Algemene MIDI messages die voor verschillende functies worden gebruikt. |
SYSTEM EXCLUSIVE MESSAGE | Midi message die worden gebruikt voor het communiceren met een apparaat van een specifieke fabrikant. |
SYSTEM REAL TIME MESSAGES | Commando's voor het synchroniseren avan het ene MIDI apparaat met het andere. |
T |
TEMPO | De snelheid waarmee de compositie wordt uitgevoerd. Vaak wordt de duur van een kwart noot als referentie voor de timing gebruikt. |
TIMBRE | De onderscheidende eigenschappen van een geluid. Ook bekend als klankleur. |
TREMELO | Het snel afwisselend spelen van twee noten. Vaak met een interval van een derde. |
V |
VELOCITY | De snelheid waarmee een toets wordt aangeslagen. Houdt vaak verband met het volume van het geluid. Velocity kan echter op moderne synths worden gebruikt om andere parameters te beïnvloeden. |
W |
WAVEFORM | De grafische weergave van de opbouw een geluidsgolf over een periode van tijd. |
WAVETABLE | Een opslaglocatie van data die wordt gebruikt voor het digitaal genereren van waveforms. |