De uitvinding van het notenschrift
Tot ongeveer het jaar 1000 na Christus kon men geen muziek van papier lezen. Het enige hulpmiddel dat zangers van Gregoriaanse muziek hadden waren de zogenaamde neumen. Een neum was een teken dat aangaf dat de volgende zangtoon omhoog of omlaag ging. Guido van Arrezo maakte hieraan een eind: hij vond het notenschrift uit. Met deze notatiemethode kregen alle noten een eigen plaats, en ook kregen de noten een relatieve sterkte ten opzichte van andere noten in een melodie, of in een heel muziekstuk.
Gregoriaanse muziek en neumen
In het eerste millennium na Christus bestonden er honderden religieuze gezangen die in kerken werden gezongen. In de 7e eeuw werd er zelfs een Gregoriaans gezangboek opgesteld, zodat heel christelijk Europa uit dezelfde liturgie zou zingen. De monniken moesten alle melodieën onthouden; er was geen muzieknotatie-systeem voorhanden zoals we dat nu kennen.
Keizer Karel de Grote gaf opdracht om een algemene bloemlezing van de gregoriaanse gezangen te maken om de invloed van dialecten zoals Duits en Keltisch te voorkomen.
Overal in Europa kende men de methode om boven de woorden van de tekst punten, streepjes, en kronkels te zetten. Deze tekens lijken op tekens uit fonetische woordenboeken en worden
neumen genoemd.
Een neum vertelde de zanger wanneer de zangtoon omhoog of omlaag ging en of hij kort of lang duurde. Ze stonden boven elke lettergreep van de tekst, dus kon men in theorie de woorden die men voor zich zag zingen, door de neumen te volgen.
-fig1- neumen /
Bron: TronicNeumen – zie figuur 1 (klik om te vergroten) – hadden twee grote manco's:
- Ze gaven niet aan op welke noot men precies beginnen moet. Er bestond geen referentietoonhoogte, zodat de juiste interpretatie geheel afhankelijk werd van de koorleider of voorganger. De koorleider 'las' de tekens, en de anderen volgden hem.
- De toonhoogte voor verschillende toonaarden, bijvoorbeeld majeur en mineur, waren niet gedefinieerd. Men stelde vast dat een 'klim' vanaf een bepaalde noot nogal somber van aard was en dat de klim naar een andere noot een veel vrolijker karakter had.
Deze routes kregen verschillende namen, zoals de Frygische, Dorische of Lydische toonaard. De afstand tussen de noten onderling was niet overal precies even groot. Dit werd pas definitief bepaald in de 18e eeuw door JS Bach met zijn gelijkzwevende stemming.
Guido van Arrezo
Guido van Arrezo vond een systeem uit dat alle muzieknoten in kaart bracht en dat de relatieve sterkte van noten in een volgorde kon aanduiden. Dit was een grote doorbraak, want vanaf toen kon elke musicus het systeem gebruiken als betrouwbaar kompas.
De methode van Guido werd sol-fa genoemd. Deze naam is afgeleid van de melodie die we allemaal kennen, het do-re-mi. Guido van Arrezo bedacht de melodie: Ut Re Mi Fa Sol La; de grondtoon C noemde hij niet 'do' maar 'ut'. Hij wilde graag dat zijn leerlingen in hun hoofd de relatieve toonhoogte van de noten konden horen; hij streefde naar een soort instinct dat hoorde hoe hoog of laag een noot precies was.
Als we bijvoorbeeld 'Zie ginds komt de stoomboot' zingen weten we intuïtief dat de afstand tussen de noten van de eerste twee woorden 4 noten is. De afstand tussen twee noten wordt interval genoemd. Hij leerde zijn leerlingen een hymne (lied) die ervoor moest zorgen dat het herkennen van intervallen makkelijker werd.
De woorden 'Ut Re Mi Fa Sol La' zijn de eerste lettergrepen van elke regel van deze hymne. Elke regel van dit lied begon met een ander noot en deze noten waren gerangschikt in een keurige toonladder van laag naar hoog. De tekst van het lied was:
Ut qeant laxis
Resonare fibris
Mira gestorum
Famulio thorum
Solve polluti
Labii reatum, Sancte Johannes
Guido van Arrezo heeft de voor ons bekende muzieknotatie uitgevonden. Door middel van horizontale lijnen met daarvoor een letter, bijvoorbeeld ' f ', gaf hij aan dat deze lijn de toonhoogte f voorstelde. Als een noot direct boven de lijn stond was het een g en direct eronder een e, enz.. Door meerdere horizontale lijnen toe te voegen voor de andere noten, ontstond de notenbalk.
De eenvoud van deze methode is duidelijk, maar het heeft wel een paar duizend jaar muziek gekost om dit punt te bereiken. Guido van Arrezo heeft een gigantische bijdrage aan de muziek geleverd. Hij merkte dat zijn leerlingen heel erg snel noten leerden lezen. Daarnaast maakte hij de weg vrij voor een geheel nieuwe soort musicus, namelijk de componist.