Harmonieleer: de basis
Harmonieleer is het onderdeel binnen de muziektheorie dat zich bezighoudt met akkoorden en hun samenhang binnen de muziek. Het is een van de meest uitgebreide, maar ook een van de belangrijkste onderwerpen binnen de muziekleer; de meeste hedendaagse nummers zijn opgebouwd uit akkoorden, die allemaal een eigen functie binnen een nummer hebben.
Majeur en mineur
Muziek staat in de meeste gevallen in een toonsoort. Op deze toonladders zijn ook de akkoorden gebaseerd: ze zijn opgebouwd uit de noten die een toonladder bevat. Hieronder zie je de akkoorden die zijn opgebouwd op basis van de toonladder van C.
Net zoals noten, hebben akkoorden binnen een toonladder ook een naam. Dit wordt aangeduid door middel van
trappen. Het akkoord dat op de grondtoon ontstaat, wordt de eerste trap genoemd, het akkoord op de tweede toon wordt aangeduid als tweede trap, etcetera. De trappen worden genoteerd door middel van
Romeinse cijfers. Ook dit kun je zien op de afbeelding. De trappen hebben hiernaast ook namen: dit zijn respectievelijk
tonica,
supertonica,
mediant,
subdominant,
dominant,
submediant en
subtonica.
Zoals je ziet, is er bij trap I sprake van een majeur-akkoord. Bij trap II, III en VI ontstaat er een mineur-akkoord, terwijl trap IV en V wederom majeur zijn. Trap VII is een vreemde eend in de bijt; hierbij is sprake van een verminderd akkoord. Deze verhouding van majeur, mineur en verminderd is van toepassing bij
alle harmonische trappen in majeurladders .
Voor de mineur-toonladders ongeveer hetzelfde. Het is echter wel belangrijk om te onthouden dat hierbij wordt uitgegaan van de
harmonische mineurladder vanwege het voorkomen van de leidtoon.
De harmonische trappen in de mineur-toonladders hebben ook een andere verhouding dan bij de majeurladder: in dit geval zijn de trappen I en IV juist mineur, de trappen III, V en VI majeur en is trap II verminderd.
De functie van trappen
Binnen de harmonieleer heeft iedere trap een eigen functie binnen de muziek. De belangrijkste trappen hierbij zijn de
tonica, de
subdominant en de
dominant.
De
tonica is meestal het eerste en het laatste akkoord binnen een muziekstuk en vormt hierdoor ook de basis. Wat er ook gebeurt in een muziekstuk; alle akkoorden leiden uiteindelijk terug naar de tonica.
De
subdominant is qua noten nauw verwant aan de tonica. Het akkoord vormt een punt van ontspanning binnen een muziekstuk, en leidt in veel gevallen naar
de dominant, het belangrijkste akkoord na de tonica. Het dominantakkoord roept veel spanning op, omdat het de neiging heeft om op te lossen in de tonica, vanwege de
leidtoon binnen het akkoord. Om dit dwingende gevoel te versterken voegt men meestal een klein septiem toe aan het dominantakkoord, waardoor een
dominant-septiemakkoord ontstaat.
De tussendominant
Zoals je G7 vormt de dominant voor het C-akkoord: kort gezegd, de dominant leidt naar de tonica. Zo heeft iedere toon een dominant: dit is altijd de vijfde trap vanaf de betreffende toon. Deze eigenschap kun je toepassen om akkoordverbindingen interessanter te maken. Wanneer je zo’n dominant toepast voor een andere toon dan de hoofdtoonsoort, wordt deze dominant de
tussendominant genoemd.
Vervangers van akkoorden
Wellicht weet je nog dat er binnen de kwintencirkel altijd verwantschap was tussen een majeur- en een mineurtoonladder, die beide evenveel voortekens hadden. Deze eigenschap is ook toepasbaar binnen de harmonieleer: akkoorden van de majeur- en mineurharmonie zijn onderling te verwisselen, zonder dat de functies van de trappen hierbij verloren gaan.
Net zoals bij de toonsoorten, bestaat er verwantschap tussen C en Am. Deze kun je onderling omwisselen; relatief gezien, zijn
trap I (dus C) en
trap VI (dus Am) onderling te verwisselen. Zo geldt dit ook voor
II en
IV en
III en
V.
Akkoordprogressies
Nu je weet dat iedere trap een eigen functie heeft, zul je begrijpen dat de volgorde van een akkoordenreeks niet helemaal willekeurig is.
De meest basale akkoordprogressie is
I –
IV –
V-
I. Hierbij wordt een spanning opgebouwd waarbij de subdominant naar de dominant leidt, die op zijn beurt weer oplost in de tonica. Door middel van de vervangers zoals hierboven genoemd, zijn er talloze variaties op deze akkoordprogressie te maken.
Een bijzondere akkoordprogressie is de
kwintval: hierbij zakt de grondtoon van de gespeelde akkoorden steeds met een kwint. Ook hierin zijn er enorm veel variaties te verzinnen.