Beethoven's symfonieën
Het woord symfonie, dat feitelijk betekent "gezamenlijk klinken," staat voor een uitgebreid orkestwerk, bestaande uit meestal vier delen, die met elkaar een duidelijke eenheid vormen, ondanks het feit dat de afzonderlijke delen heel verschillend van karakter kunnen zijn. Joseph Haydn was de eerste componist die op uitgebreide schaal symfonieën schreef: 104 stuks in totaal. Mozart schreef er 41. Beethoven echter schreef er slechts 9. Wat is de reden van dit kleine aantal?
Beethoven, de grote vernieuwer en pionier
Als we de orkestmuziek van Beethoven vergelijken met die van Haydn en Mozart, dan vallen ons meteen een aantal dingen op: 1) De totale klank is krachtiger. 2) Het is harmonisch gezien complexer. 3) Ritmisch en motorisch gebeurt er veel meer. 4) Er zit veel meer dynamiek in. 5) De muzikale inhoud is minstens even belangrijk, zo niet belangrijker dan de vorm. 6) De werken zijn (veel) uitgebreider van omvang. We kunnen rustig stellen dat met Beethoven het "nieuwe testament" in de muziek is begonnen.
Eerste symfonie
Meteen al met het eerste akkoord breekt Beethoven met de traditionele regel dat er geen toon uit een andere toonsoort dan het werk in staat mag voorkomen in het eerste akkoord of samenklank. Verder worden we verrast door vele grappige effecten, zoals onverwachte snelle aan-loopjes, accent-noten en staccato-spel van de strijkers.
In het derde deel valt het hoge tempo op: het is geen tempo meer van een menuet, maar van een scherzo. Het menuet is nog een oude dansvorm, maar Beethoven wilde niet in een keurslijf zitten, dus verving hij het menuet door het scherzo. Ook het heftige pauken-spel in dit deel valt op: nog nooit waren de pauken zo intensief gebruikt.
Het vierde deel begint met een langzame inleiding, wat ook niet gebruikelijk was voorheen. Verder ook hier weer talloze leuke en onverwachte effecten, zowel bij de strijkers als bij de houtblazers. De symfonie eindigt in een stralende opgewektheid.
Tweede symfonie
Deze symfonie begint met een ongewoon lange (langzame) inleiding, waaruit blijkt dat Beethoven geheel origineel en zelfstandig te werk gaat, en niet een epigoon wil zijn van Haydn of Mozart. Dan klinkt het hoofdthema, omspeeld door een zeer virtuoos loopje van de violen, waardoor je op het puntje van je stoel blijft zitten. Dit deel zit verder vol verassingen, en aan het eind worden we ook nog getrakteerd op een coda, waarin wederom onverwachte dingen gebeuren, voordat het slotakkoord klinkt.
Het tweede deel is heel lyrisch van karakter en laat ons even op verhaal komen na al het tumult in het eerste deel.
Het derde deel (scherzo), valt vooral op door de vele forte-piano (hard-zacht) effecten. In het trio (tussenstuk) horen we een knap staaltje pizzicato-spel van de strijkers.
In de finale, ofwel het vierde deel, krijgen we te maken met een thema dat ontzettend springerig is: we horen twee snelle hoge noten, gevolgd door een triller en twee staccato-noten, die een kwint uit elkaar liggen, gevolgd door een rust, waarna het thema voortzet. Hieruit vloeit een uitermate boeiend en spannend vervolg voort. Aan het eind weer een coda, waarin Beethoven weer een verassing voor ons in petto heeft, die maakt dat we deze symfonie een plekje in ons hart geven.
Derde symfonie
Met deze symfonie breekt definitief een nieuw tijdperk aan in de muziekgeschiedenis. Alleen al de omvang van dit werk spreekt tot de verbeelding: met een speelduur van ruim vijftig minuten is dit de op één na langste symfonie van Beethoven. De orkestbezetting wordt uitgebreid met een derde hoorn, waaruit blijkt dat de koperblazers een steeds belangrijker rol gaan spelen.
Het eerste deel begint meteen zonder inleiding. De muziek klinkt bijzonder heldhaftig, wat niet verwonderlijk is, aangezien deze symfonie de bijnaam "Eroica" gekregen heeft van Beethoven. De doorwerking van dit deel bestaat uit twee secties, waarbij in de tweede sectie een geheel nieuw thema op komt duiken. Ook klinken er verschillende dissonanten, d.w.z. niet-harmonisch klinkende akkoorden door het gehele deel heen. Het deel eindigt met een zeer uitgebreide coda, waardoor we het gevoel krijgen alsof er een tweede doorwerking komt. Dan sluit het deel uiteindelijk af op een heroïsche manier met fortissimo-akkoorden.
Het tweede deel is een treurmars in c-mineur, heel dramatisch en met grote tegenstellingen, waarbij de pauken een zeer belangrijke rol spelen, iets wat bij Haydn en Mozart ondenkbaar was in een langzaam deel. Ook de trompetten en de hoorns spelen een uiterst belangrijke rol in dit deel. Het contrapunt dat Beethoven hier toepast, geeft een extra dramatische sfeer aan het geheel. De fortissimo-uitbarstingen van het gehele orkest maken grote indruk op de luisteraar. Met een duur van ongeveer 16 minuten is dit een van de langste adagio's uit de symfonische literatuur.
Het scherzo is uitermate ingenieus, met de zeer snelle begeleiding-figuren in de strijkers, en de melodie in de houtblazers. Het begint pianissimo, maar na verloop van tijd komt er een crescendo, waarna het volledige orkest in alle heftigheid losbarst met het hoofdthema. Het is alsof we op de wilde baren der zee heen en weer geslingerd worden. In het trio zijn het de drie hoorns die centraal staan, wanneer zij gebroederlijk een jacht-thema laten horen.
De finale bestaat uit een variatie-vorm, waarbij één thema de hoofdrol speelt, en iedere keer in een andere gedaante optreedt. Er is ook nog een tweede, beweeglijker thema, wat later voorkomt, en wat tegelijkertijd met het eerste thema gepeeld kan worden, en wat ook daadwerkelijk gebeurt. Dit alles leidt uiteindelijk tot een grootse climax, waarna er een fermate optreedt. Dan horen we breed en heel plechtig het tweede thema klinken, als een bekroning op het hele werk. Na nog een uitwijking met verschillende modulaties komt er nog een zeer snel en virtuoos slotstuk, waarna de symfonie eindigt met majestueuze slotakkoorden. Een authentiek meesterwerk, deze symfonie.
Vierde symfonie
Na de imposante en monumentale derde symfonie, lijkt het alsof Beethoven het even wat kalmer aan wil doen. Qua tijdsduur klopt dit ook: de symfonie duurt niet langer dan een half uur, maar in dit halve uur worden we wel op een bijzondere manier ge-trakteerd op uiterst geniale toonkunst-kwaliteiten. Het eerste deel opent met een zeer mysterieuze langzame inleiding, waardoor de spanning opgevoerd wordt tot aan de uiterste grens. Dan volgt een crescendo op een enkele toon in de violen, waarna het gehele orkest met geweldige fortissimo-akkoorden de aanzet geeft tot het eerste thema in een snel tempo. Na allerlei knappe staaltjes van vakmanschap eindigt het deel in een overwinnende blijdschap.
Het tweede deel valt weer op door het gebruik van de pauken, die aan het eind zelfs een solo te spelen krijgen. Ook het monotone klinken van de noten bes-es, het gehele deel door, geeft een speciaal karakter aan het totaal. Aan het eind krijgen respectievelijk de hoorn, de klarinet, de fluit en de viool de gelegenheid om een solo weg te geven, alvorens de pauken aan de beurt zijn.
In het derde deel (scherzo) zijn het weer de tegen-accenten en de tegenstellingen tussen sterk en zacht die de aandacht opeisen. Het vraag- en antwoord-spelletje tussen verschillende instrumenten(groepen) is zeer effectief en geeft aan het deel een komisch karakter.
De finale is ontzettend origineel: in een voortdurende, zeer snelle beweging van de strijkers gebeurt er van alles en nog wat. Steeds weer opnieuw weet Beethoven te verrassen door onverwachte dingen te doen. Zelfs de contrabassen gaan mee in de snelle beweging. Aan het eind even een langzaam tempo, waarna de symfonie besluit met resolute slotakkoorden.
Vijfde symfonie
De bekendste symfonie van Beethoven, ook wel "noodlot-symfonie" genaamd, is voornamelijk zo bekend vanwege het eerste deel, dat geheel gebaseerd is op het bekende motiefje, bestaande uit drie g-noten, gevolgd door een es. Uit deze kiemcel schept Beethoven in feite een groot muziekwerk, hetgeen een bewijs is dat hij een absolute maestro der muziek is. De energie die uit deze muziek stroomt is fenomenaal. Verbijstering is wat over blijft bij het slotakkoord.
Het tweede deel is weer heel lyrisch van karakter, doch er vinden verschillende uitbarstingen plaats, waarbij de trompetten en pauken zich weer flink laten gelden. Het geheel is doorspekt met grote tegenstellingen, kenmerkend voor Beethoven.
Het derde deel is geen gewoon scherzo, doch een heel onheilspellend klinkend stuk muziek, wat angst inboezemt, door de donkere strijkersklanken aan het begin. Dan barsten de hoorns los met fortissimo.geweld, gebruik makend van hetzelfde motiefje waar de symfonie mee begint, zij het dat de dalende noot achterwege blijft. Als tussenstuk is er een zeer wilde unisono-melodie, gespeeld door de cello's en de contrabassen. Als dan het hoofdthema voor het laatst klinkt, is dat door de strijkers, echter niet met de stok gestreken, maar getokkeld met de vingers, het z.g. pizzicato-spel. Aan het eind van dit gebeuren komt er een geheimzinnige tussen-passage, waarin een lang, groot crescendo wordt gemaakt, waarna het gehele orkest, aangevuld met een piccolofluit, een contra-fagot en drie trombones fortissimo losbarsten in een grootse triomf-mars. Men is totaal overdonderd door deze gigantische muur van geluid die, behalve een paar kleine zachtere passages, aan één stuk door als een drilboor genadeloos doorstoot. Het thema van het derde deel komt nog heel even terug, pianissimo, waarna de triomf-mars opnieuw inzet, en met dezelfde intensiteit voortstuwt, totdat het coda zich aankondigt, met daarin een versnelling, die uiteindelijk weer leidt tot een climax, uitmondend in een serie slotakkoorden, die hun weerga niet kennen.
Zesde symfonie
Een grotere tegenstelling dan tussen de vijfde en zesde symfonie is nauwelijks denkbaar. Na al het geweld van de vijfde, is het nu tijd voor Beethoven, om zich te ontdoen van alle aardse en menselijke beslommeringen, om zich bezig te gaan houden met de hogere, Goddelijker dingen, die men vindt in de natuur, die door God geschapen is. Beethoven schreef als commentaar bij deze symfonie: "Mehr ausdruck der empfindsamheid als malerei," maar men ontkomt er toch niet aan om de verschillende delen te interpreteren als muzikale schilderingen. Beethoven heeft ook alle delen een titel gegeven, wat een versterkend effect heeft hierop. Hij noemde deze symfonie: "Pastorale."
In het eerste deel ontwaken er, volgens de titel, heldere gevoelens bij de aankomst op het land, waar er natuurlijk gewerkt moet worden om b.v. de oogst binnen te halen. Opvallend zijn de vele herhalingen van kleine motiefjes, die we kunnen associëren met de steeds weer terugkerende handelingen bij het bewerken van het land. We herkennen ook in de muziek de harmonie die er heerst in de natuur, inclusief het ontwaken van de flora en fauna na zonsopkomst.
Het tweede deel is een tafereel bij een beek, wat tot uitdrukking komt in een begeleiding-figuur in de cello's en contrabassen, terwijl de violen een lieflijke melodie spelen. Het bijzondere aan het eind van dit deel is dat Beethoven drie vogels laat horen: de nachtegaal, de kwartel en de koekoek, respectievelijk door de fluit, hobo en klarinet. Tenslotte eindigt het deel in een intens vredige sfeer.
Het derde deel (scherzo) stelt het gezellig en druk samenzijn van de landarbeiders in een herberg voor. De muziek klinkt heel opgewekt en vrolijk, en is ook heel afwisselend. Als tussenstuk is er een boerendans in een andere maatsoort, die twee keer terugkeert, waarna het deel afsluit met een versnelling, die plotseling afgebroken wordt door een beangstigend tremolo in de bassen, die een naderend onweer inluiden.
Zonder pauze breekt in het vierde deel een geweldig, kolossaal onweer los, waarbij Beethoven gebruik maakt van extra instrumenten zoals de pauken, die tot dan toe nog stil waren gebleven, de piccolo-fluit, de trompetten en de trombones. Op een meesterlijke manier wordt hier het onweer uitgebeeld, waarbij we iedere donderslag lijfelijk ondergaan. Dan trekt het onweer langzaam weg, en we horen de bassen nog licht na-grommen als verder alles tot rust komt. Zonder onderbreking gaat het vierde deel over in het vijfde deel, met als titel: "Herders-zang, vrolijke en dankbare gevoelens na de storm." We horen een lieflijke melodie, omspeeld door strijkers-tremolo's, waarbij ook de trombones zich niet onbetuigd laten. Dit alles doet een beetje aan Bruckner denken, die ook veelvuldig gebruik maakt van strijkers-tremolo's. De vredige sfeer wordt nergens onderbroken en de symfonie sluit af met een waardig, ingetogen slotakkoord.
Zevende symfonie
Na twee symfonieën gecomponeerd te hebben die men toch wel als baanbrekend kan beschouwen, keert Beethoven in de zevende weer terug naar een meer "gewone bezetting," d.w.z. 2 fluiten, 2 hobo's, 2 klarinetten, 2 fagotten, 2 hoorns, 2 trompetten, pauken en strijkers. De symfonie duurt ook niet echt lang (ongeveer 38 minuten), maar wat hem echt bijzonder maakt is de motoriek en de energie die eruit voortspruit. Het is eigenlijk één groot dansfestijn.
Het eerste deel begint met de langste (langzame) inleiding die Beethoven schreef, en waar al zoveel afwisseling inzit, dat je lichtelijk verbaasd bent als dan eindelijk het hoofdthema inzet. Als dat eenmaal gebeurd is, wordt je helemaal meegesleurd in een stroom van melodie, ritme en harmonie, waar alleen uit te komen is als Beethoven er een punt achter zet.
Het tweede deel is een verademing na het uiterst wilde eerste deel. Het is een treurmars in mineur. De cello's en de contrabassen zetten met hun donkere kleur de melodie in, waarna deze herhaald wordt in allerlei variaties. Aan het eind komt er zelfs nog een fugatisch gedeelte, waarna het deel eindigt op een rustige wijze.
Het derde deel is een zeer snel en onrustig scherzo, waarbij alle instrumenten, inclusief de pauken, zeer virtuoos spel ten gehore brengen. Twee keer wordt dit onderbroken door een tussenstuk, waarbij er geen sprake is van rust, maar van een statisch tumult, veroorzaakt door fortissimo trompetgeschal, vergezeld van zeer heftige pauken-roffels. Aan het eind lijkt het alsof het tussenstuk voor de derde keer terugkomt, maar dan sluit het deel af met een paar staccato-akkoorden.
De finale overtreft het eerste deel zelfs nog qua energie en motoriek. Hier wordt bijna het uiterste gevergd van de luisteraar: er lijkt geen einde te komen aan al het geweld. Op een gegeven moment schrijft Beethoven in de partituur f f f , wat betekent: zo sterk als maar mogelijk! Na een gigantische climax van het gehele orkest klinken dan uiteindelijk de slotakkoorden.
Achtste symfonie
In de achtste symfonie, die dezelfde orkestbezetting heeft als de zevende, is het alsof Beethoven op een zeer ontspannen manier speelt met alle muziekinstrumenten die in het orkest aanwezig zijn. De symfonie duurt slechts 25 minuten, wat uitgesproken kort is voor Beethoven, maar de componist had de grens bereikt van wat men "de tweede schepping-periode" zou kunnen noemen. De volgende (en tevens laatste) symfonie van deze meester zou van een geheel andere orde zijn, en het voorbeeld worden voor vele componisten na Beethoven ( Berlioz, Mendelssohn, Liszt, Bruckner, Mahler).
Het eerste deel begint met een opgewekte melodie, die een zeer positieve uitwerking heeft op de gemoedstoestand. Nadat het tweede thema geklonken heeft, wordt al het materiaal verwerkt, en na een geweldige climax, waarbij Beethoven weer f f f voorschrijft, keert de rust weer terug en eindigt het deel met een zacht klinken van het hoofdthema.
Het tweede deel is een uiterst komisch en schertsend toneel, waarbij de hout-blazers afwisselend de functie van begeleiden en solo-spel hebben, en de strijkers zowel melodie als virtuoos tremolo-spel.
Het derde deel heeft het tempo van een menuet, doch het karakter is geheel anders: we horen trompet-signalen, en ook de pauken klinken op een manier die niet bij een menuet past. Het trio valt op doordat de strijkers alleen een begeleidende functie hebben, terwijl de hoorns en de klarinetten de melodie spelen.
De finale tenslotte wordt gekenmerkt door heel veel strijkers-tremolo's, octaaf-sprongen van de fagotten, en de pauken, die niet in kwarten of kwinten gestemd zijn, maar in octaven. Alles klinkt uitermate virtuoos, en het is een genot om dit als luisteraar te ondergaan. Aan het eind laat Beethoven zien dat hij heel veel gevoel voor humor heeft. Deze symfonie wordt ook wel " een lachende filosofie" genoemd.
Negende symfonie
Met dit werk heeft Beethoven zich voorgoed onsterfelijk gemaakt, ook al omdat het een geestelijk, tijdloos werk is. De grenzen van het menselijke en het aardse worden hier overschreden, en na het beluisteren van dit werk is het alsof men in hemelse sferen is gekomen. Het contact met de Schepper wordt hier gelegd, en men komt op een hoger geestelijk niveau. Het is een monumentaal werk met een speeltijd van 70 minuten.
Het eerste deel begint heel mysterieus pianissimo (zeer zacht) met een lege kwint, waarna er een crescendo inzet, gevolgd door een fortissimo optreden van het hoofdthema. dit herhaalt zich dan nog eenmaal, en dan verschijnt het tweede thema, lieflijk en hoopvol klinkend, doch later slaat de hoop weer om in neerslachtigheid, vanwege de dissonanten en de dreigende motieven. In de doorwerking wordt al het materiaal verwerkt, en na verscheidene hoogtepunten en inzinkingen belanden we aan bij de reprise, als de pauken beginnen aan een uitermate lange en intensieve roffel, die je zelden aantreft in de muziekliteratuur. Als we van al dat geweld bekomen zijn, klinkt het lieflijke tweede thema weer, gevolgd door dissonanten en motieven, waarna het coda inzet, wat eigenlijk een groot crescendo is, toe-werkend naar het hoofdthema, waarmee het deel afsluit.
Het tweede deel is hier scherzo, voor het eerst in de geschiedenis van de symfonie. Op sommige plekken heerst er een demonische sfeer, door het gebruik van allerlei effecten zoals het gebruik van polyfone schrijfwijzen, crescendo en decrescendo, pauken-slagen, versnellingen en dissonanten. Het hoofdthema begint met een octaaf-sprong, die steeds weer terugkeert in allerlei gedaantes (instrumenten). Als tussenstuk een lieflijk klinkend, hoog-romantisch intermezzo, waarbij de violen en de hoorn(s) tegelijkertijd ieder hun eigen melodie laten horen, afgewisseld door de hobo. Dit eindigt in een versmachting, alsof Beethoven wil zeggen: "Ik heb je intens lief." Dan keert het scherzo met zijn demonische sfeer weer terug, en als dan het lieflijke trio weer opnieuw tracht in te zetten, sluit het deel resoluut en onverbiddelijk af.
Het derde deel is in deze symfonie het langzame deel (adagio), omdat de verhouding scheef zou komen te liggen, als het tweede deel het adagio zou zijn. De finale, met koor en solisten, neemt ruim 25 minuten in beslag, en dient vooraf gegaan te worden door serene klanken, die de luisteraar voorbereiden op wat komen gaat. Het eerste thema brengt ons onmiddellijk al in een hemelse sfeer, als de violen een engelachtige melodie inzetten, prachtig omspeeld door andere instrumenten. Hierna volgt na een knappe modulatie het tweede thema, super-romantisch en van een schoonheid die niet te evenaren is. Je ervaart de intense vrede die er in de hemel heerst. Dan keert het eerste thema na een modulatie weer terug, nu meer gevarieerd en beweeglijker. Ook het tweede thema keer weer terug, waardoor het hemelse gevoel steeds dieper doordringt in je ziel. Als dan het eerste thema voor de derde keer optreedt, is alles verstild, en krijgen verschillende instrumenten de gelegenheid om hun solo te laten horen. Nog is het niet voorbij: er komt nog een uitbarsting van de trompetten en de pauken, misschien als teken dat de strijd op aarde nog niet voorbij is, maar dan keert de rust weer terug, en eindigt het deel met zachte, afsluitende akkoorden.
De finale is het hoogtepunt van de symfonie. De orkestbezetting van dit werk is de grootste die Beethoven toepaste in zijn gehele oeuvre: 2 fluiten, 1 piccolo-fluit, 2 fagotten, 1contra-fagot, 2 hobo's, 2 klarinetten, 4 hoorns, 2 trompetten, 3 trombones, pauken, triangel, bekkens, 1grote trom en een vierstemmig koor met vier solisten (sopraan, alt, tenor en bas). Na de instrumentale inleiding, die een over-donderend impact heeft door de dissonanten en de sterkte, horen we de contrabassen een uitgebreid recitatief spelen (unisono). Het is alsof God vanuit de hemel spreekt. We horen flarden van de voorafgaande delen, als een herinnering aan wat geweest is. Dan zetten de contrabassen het hoofdthema in, eerst alleen de melodie zonder begeleiding, later omspeeld en nog later prachtig geharmoniseerd, culminerende in een fortissimo van het gehele orkest. Het klinkt als een aankondiging van de overwinning van het goede over het kwade. Dan klinkt plotseling weer het angstaanjagende begin met zijn scherpe dissonanten, waarna de bariton (bas) de woorden van Beethoven zingt: " O vrienden, niet deze tonen, maar laat ons aangenamer klanken gebruiken, en vreugdevoller tonen." Dan heft de bas de ode "An die Freude" van Schiller aan, gevolgd door het koor. Dit alles leidt naar verschillende hoogtepunten, en na een indrukwekkend fortissimo van het gehele koor en orkest zetten de mannenstemmen, ondersteund door de trombones, een nieuw thema in, het beroemde "Seit umslungen, milionen, diesen kusz der ganzen welt." Ook hier weer prachtige tegenstemmen, meesterlijk geharmoniseerd. Er wordt gezongen: "Uber'm Sternenzelt musz ein lieber Vater wohnen." Er volgt een dominant-none akkoord wat niet oplost, waarna het hoofdthema en het nieuwe thema tegelijkertijd optreden, wat resulteert in een machtige climax, gevolgd door momenten van bezinning, wanneer de tekst luidt: "Zoek God boven de sterrenhemel, want daar moet Hij wonen." De boodschap is, dat wanneer alle mensen God zoeken, Hem ook zullen vinden en zich met elkaar zullen verbroederen. Aan het slot wordt alle eer aan God gegeven, wat uit de tekst blijkt en ook uit de muziek, als het gehele orkest fortissimo de overwinning bezingt van het goede over het kwade. Dit meesterwerk staat voor altijd en eeuwig opgetekend in de hemelse gewesten als een eerbetoon aan de Schepper.