Maat, ritme en tempo
Maat, ritme en tempo zijn drie belangrijke muzikale begrippen, die een grote samenhang hebben. Veel mensen gebruiken deze termen dan ook door elkaar: toch betekenen ze niet helemaal hetzelfde. Maar wat zijn nu precies de verschillen tussen notenwaarden, maatsoorten en tempo-aanduidingen? En op welke manier worden deze aanduidingen op papier genoteerd?
Waar je de hoogte van de noten op de notenbalk kan aflezen aan de hoogte waarop hij genoteerd staat, kun je de duur van de noot aflezen aan de vorm ervan. Binnen de muziek onderscheidt men een aantal nootvormen.
Verhoudingen
Zoals de namen al aangeven, kennen deze nootvormen ook onderlinge, vaste verhoudingen. Zo passen er twee halve noten in een hele noot, twee kwartnoten in een halve, enzovoort. De afbeelding illustreert deze verhoudingen.
Rusten
Tussen noten vinden vaak stiltes plaats. Deze worden aangeduid door middel van
rusttekens. Ook deze rusttekens kennen een zelfde indeling als de nootvormen.
Al deze verhoudingen zijn slechts relatief. Om exact te weten hoe lang een noot op een notenbalk duurt, maakt men gebruik van maat en maatsoorten.
Een lege maat
Maten en maatsoorten
Muziek wordt meestal in kleine groepjes noten onderverdeeld. Zo’n groepje noten wordt ook wel een
maat genoemd. De maten worden gescheiden door verticale strepen op de notenbalk, de zogenaamde
maatstrepen.
Aan het begin van een muziekstuk wordt aangegeven hoeveel tellen er in een maat gaan. Dit wordt aangeduid door een
maatteken. Dit is een teken dat meestal uit twee cijfers bestaat, waarvan het bovenste cijfer het aantal tellen per maat aangeeft, terwijl het onderste cijfer aangeeft welke notenwaarde één tel duurt. Samen noemen we dit de
maatsoort.
Enkele voorbeelden van maatsoorten:
Hier zitten vier tellen in een maat, waarbij de kwartnoot één tel duurt
Hier zitten drie tellen in een maat, waarbij de kwartnoot één tel duurt
Hier zitten zes tellen in een maat, waarbij de achtste noot één tel duurt
Zoals je ziet, bestaan er maatsoorten in verschillende soorten en maten. Men onderscheidt hierin de enkelvoudige en de samengestelde maatsoorten. Enkelvoudige maatsoorten zijn de maatsoorten waarbij het bovenste getal een 2 of een 3 is, terwijl samengestelde maatsoorten uit meer dan drie tellen bestaan.
Deze categorieën zijn verder op te delen in tweedelige en driedelige maatsoorten. Tweedelig wil zeggen dat een maatsoort twee tellen heeft (of een veelvoud daarvan), terwijl driedelig gebaseerd is op drie tellen. Een driekwartsmaat is dus een voorbeeld van een enkelvoudige driedelige maatsoort, terwijl een vierkwartsmaat een samengestelde tweedelige maatsoort is.
Vanwaar deze verschillende soorten? Dit heeft te maken met accenten. Elke eerste tel van de maat krijgt extra nadruk; in bijvoorbeeld een wals is dit goed te horen. Bij samengestelde maatsoorten is er sprake van meerdere accenten, omdat deze maatsoorten bestaan uit meerdere enkelvoudige maatsoorten bij elkaar. Hierbij geldt meestal dat deze "extra" accenten lichter gespeeld worden: ze worden ook wel nevenaccenten genoemd.
Tempo
Zelfs als je de maatsoort van een stuk kent, weet je alsnog niet hoe snel je het stuk moet spelen. De snelheid van een stuk kan op twee manieren worden aangegeven: door middel van cijfers of Italiaanse termen.
Bij veel modernere muziek wordt het tempo door middel van een getal aangegeven, dat vertelt hoeveel tellen er in een minuut gaan (Beats per minute, oftewel BPM). Wanneer je bijvoorbeeld "♩=60" ziet staan, weet je dat het je het stuk moet spelen met een tempo van 60 kwartnoten per minuut (oftewel één per seconde).
In de klassieke muziek zul je vaker Italiaanse termen tegenkomen. Deze zijn niet zo exact als de BPM. Hieronder de meest gebruikte termen, van zeer langzaam tot zeer snel:
- Largo: langzaam, "breed", 40 tot 60, ♩=± 40 tot 60
- Andante: rustig gaand, 60 tot 108, ♩=± 60 tot 108
- Moderato: matig, 108 tot 120, ♩=± 108 tot 120
- Allegro: vlug en levendig, ♩=± 120 tot 168
- Presto: zeer snel, ♩=± 168 tot 208