Van muziekschrift tot muziekspel
In principe is voor ieder melodieus instrument dezelfde “taal” van toepassing: het muziekschrift. Om een partituur te kunnen vertalen naar een instrument, hoef je alleen te weten welke toets, klep, positie op een snaar, et cetera, correspondeert met een gewenste noot. Hier zal dit voor drie instrumenten, te weten blokfluit, piano en viool, worden uitgelegd.
Inhoud
Tabel 1: de blokfluitgrepen
Blokfluit
De blokfluit is een relatief eenvoudig te bespelen instrument en bovendien goedkoop in aanschaf, wat het zeer geschikt maakt als 'beginnersinstrument'. Uit tabel 1 kan worden afgeleid met welke grepen de diverse noten kunnen worden voortgebracht.
Legenda voor tabel 1:
- x: gehele opening bedekt of - indien er een gepaarde opening is - alleen de grotere opening bedekt
- xx: in het geval van een gepaarde opening, beide openingen bedekt
- x*: de opening 2/3 tot 3/4 bedekt
Piano
De piano wordt met twee handen bespeeld. Voor de linkerhand (de lage tonen) is de F-sleutel van toepassing, en voor de rechterhand (de hoge tonen) is dat de G-sleutel. Zie
muzieknoten en de notenbalk voor de betekenis van deze muzieksleutels. Het verband tussen hand en sleutel gaat meestal, maar niet altijd op: als met beide handen in de hogere of lagere regionen moet worden gespeeld, dan zal de bladmuziek met respectievelijk twee G-sleutels of F-sleutels zijn uitgeschreven.
Tabel 2: de grepen van de viool
Viool
De vier snaren van een viool hebben, van links (laag) naar rechts (hoog) de volgende grondtonen: G, D, A en E. Bij verkorting van het
resonerende (klankproducerende) gedeelte van de snaar door de plaatsing van vingers, wordt de toonhoogte verhoogd. Uit tabel 2 is de toonverdeling op de viool af te leiden. Het produceren van zuivere tonen is millimeterwerk en zul je op geleide van je gehoor moeten leren.
Bladmuziek
Nu is het alleen nog een kwestie van bladmuziek vinden, en je kunt beginnen met spelen. Of een partituur gespeeld kan worden op het instrument van jouw voorkeur, is afhankelijk van het toonbereik van dat instrument en bijvoorbeeld de mogelijkheid tot het voortbrengen van meerdere tonen tegelijkertijd. Zo kunnen pianoakkoorden niet worden geproduceerd op een fluit. Meestal zal bij een partituur dan ook zijn aangegeven voor welk instrument dit geschreven is. Als je een muziekboek koopt, zal deze doorgaans een verzameling bladmuziek bevatten die voor een specifiek instrument van toepassing zijn. Kijk echter ook eens naar de (vaak gratis) beschikbare bladmuziek die verkrijgbaar is op internet; de kans is groot dat je het stuk van jouw voorkeur vindt (ook bijvoorbeeld popliedjes), gearrangeerd voor het instrument waar jij het graag op ten gehore zou willen brengen.
Hou bij het uitzoeken van je eerste partituur het volgende in gedachte: begin makkelijk! Als je gaat worstelen met stukken die weliswaar leuker klinken, maar te hoog gegrepen zijn, loop je het risico dat de lol van het spelen je snel vergaat. Op muziekboeken staat gewoonlijk het niveau aangegeven, maar ook bij de te downloaden bladmuziek is vaak de moeilijkheidsgraad aangegeven. Met regelmatige oefening zul je al snel toe zijn aan het interessantere werk.
Een geschikt eerste muziekstuk, dat op zowel de blokfluit als de piano en viool gespeeld kan worden, is het bekende “Altijd is Kortjakje ziek”.
Altijd is Kortjakje ziek... niet altijd kinderspel!
Het kinderliedje “Altijd is Kortjakje ziek” is gebaseerd op de melodie van een Frans volksliedje (“Ah, vous dirai-je Maman”) dat uit de 18e eeuw stamt.
Wolfgang Amadeus Mozart gebruikte dit deuntje als basis voor een pianostuk (K. 265), wat bekend staat als één van de door
Marie-Antoinette meest geliefde muziekstukken. Het is de moeite waard om het eens te beluisteren (
klik hier); je zult merken dat kinderliedjes niet altijd eenvoudig hoeven te zijn!