Maria Callas, La Divina

Jeugd
Haar oorspronkelijke naam was Maria Anna Sofia Cecilia Kalogeropoulos. Toen ze in Amerika woonden veranderde haar vader hun achternaam naar Kalos en later naar Callas. Haar ouders, George en Evangelia waren Grieks en verhuisden in juli 1923 naar de Verenigde Staten. Ze woonden in Queens, New York en een aantal jaren later opende haar vader zijn eigen apotheek op 192nd Street in Manahattan. Als kleuter bleek al dat ze heel muzikaal was en vooral haar moeder spoorde haar aan om te zingen. Ze vond het als klein meisje vreselijk om steeds maar te moeten zingen. Dit was het begin van een slechte moeder/dochter-relatie, die er in de loop der tijd niet veel beter op zou worden. Ze zou later vertellen dat haar moeder de voorkeur gaf aan haar zus en dat zij alsmaar moest zingen en geld verdienen en zo geen normale jeugd had gehad. In 1937 scheidden haar ouders en haar moeder ging, samen met haar twee dochters, terug naar Griekenland.Opleiding
Ze deed auditie aan het conservatorium van Athene maar werd geweigerd. In 1939 nam haar moeder haar mee naar Maria Trivella, die haar een paar jaar les gaf en die haar stem beschreef als warm, lyrisch, intens. 'Een stem die wervelde en schitterde als een vlam en de ruimte vulde met melodieuze klanken zoals van een carillon.' Volgens Trivella was ze als student een voorbeeld voor anderen, ze studeerde 5 tot 6 uur per dag, was fanatiek en toegewijd. Ze maakte dan ook enorme vorderingen. Binnen zes maanden kon ze de moeilijkste aria's uit het internationale operarepertoire zingen met een ongelooflijke muzikaliteit. Na twee jaar liet haar moeder haar weer auditie doen aan het conservatorium van Athene bij Elvira de Hidalgo. De Hidalgo vond de klank van haar stem zo bijzonder dat ze haar direct als leerling aan wilde nemen, maar de moeder van Callas vroeg haar nog een jaar te wachten omdat ze dan klaar zou zijn met de lessen van Maria Trivella.Zoals Callas zelf zei leerde ze van de Hildalgo het belcanto zingen, misschien wel, zei ze, ‘de laatste lessen van het echte belcanto’. ‘Het is hard werken, niet alleen maar mooi zingen’.
Debuut
Haar debuut maakte ze in 1941 met de kleine rol van Beatrice in Boccaccio van Franz von Suppé. In augustus 1942 speelde ze Tosca en daarna Marta in Tiefland van Eugen d'Albert in het Olympia theater. Na de bevrijding van Griekenland adviseerde de Hidalgo Callas om zich in Italië te vestigen. Maar Callas besloot om nog wat concerten in Griekenland te geven en vertrok daarna, tegen het advies van haar lerares in, naar Amerika om naar haar vader toe te gaan en om daar haar carrière voort te zetten.In 1946 zou ze in Turandot zingen bij de heropening van het Operahuis in Chicago toen het operagezelschap failliet ging. Een andere zanger in die opera, Nicola Rossi-Lemeni, wist dat Tulio Serafin een sopraan zocht voor La Gioconda die in de Arena van Verona zou worden opgevoerd. Met deze rol maakte Callas haar debuut in Italië.