Toonladders: majeur en mineur
Toonladders zijn een algemeen bekend begrip: vraag een willekeurige voorbijganger op straat er één te zingen, en de do’s, re’s en mi’s vliegen je rond de oren. Daar houdt het gebruik van de toonladder echter niet bij op: de toonladder wordt zeer veelvuldig toegepast binnen de muziek. Reden genoeg om een nadere blik te werpen op dit muzikale begrip.
Hoewel de toonsoorten in vele verschillende soorten en maten voorkomt, zijn er twee die in het Westen enorm veel gebruikt worden: dit zijn respectievelijk de
majeur- en de
mineurtoonladder. De majeurladder van C ziet er als volgt uit:
C D E F G A B C
Deze tonen vormen de stamtonen van de C-majeur. Wanneer je deze notenreeks zou spelen, merk je dat er soms een hele toon omhoog gaat en soms een halve. Op een toetsinstrument, bijvoorbeeld een piano, is dit duidelijk te zien. Er zit geen zwarte toets tussen de E en de F; die afstand is dus een halve toon. Dit geldt ook voor de afstand tussen de B en de C. Als we de notenreeks hierboven nogmaals bekijken met de afstanden ertussen, ziet dat er zo uit:
C -
1-
D -
1-
E -
1/2-
F -
1-
G -
1-
A -
1-
B -
1/2-
C
Deze volgorde van deze toonstafstanden geldt voor alle majeurladders. Kijk maar naar G-majeur:
G -
1-
A -
1-
B -
1/2-
C -
1-
D -
1-
E -
1-
Fis -
1/2-
G
Zoals je ziet, is hierbij de F verhoogd tot en Fis, om de halve toonsafstand tussen de laatste twee noten te behouden. Dit betekent dat deze toonladder één kruis heeft.
Mineurladders
Voor mineurladders geldt eenzelfde soort systeem. Het enige wat hierin anders is, is de volgorde van de halve en hele toonsafstanden. De zesde toon van de majeurladder geeft ons de grondtoon van de mineurladder. Deze ladder wordt ook wel aeolisch genoemd. Uitgaande van de toonladder van C-majeur, komen we uit op de toonladder a-mineur, die er als volgt uitziet:
a -
1-
b -
1/2-
c -
1-
d -
1-
e -
1/2-
f -
1-
g -
1-
a
Let op: om goed onderscheid te kunnen maken, is het gebruikelijk dat de majeurladder met hoofdletters wordt aangeduid en mineurladders met kleine letters.
Variaties op de mineurladder
In de majeurladder zit tussen de voorlaatste en de laatste noot een halve toonsafstand. Die voorlaatste toon wordt ook wel de
leidtoon genoemd, omdat de muziek door die halve toonsafstand op een heel logisch klinkende manier naar de achtste toon wordt geleid. In de mineurladder hierboven, vinden we deze leidtoon niet terug. We kunnen echter wel een halve toonsafstand creëren door de een-na-laatste toon te verhogen. Deze
zevende verhoogde toon vormt het belangrijkste kenmerk van de
harmonische mineurladder, die er als volgt uitziet:
a -
1-
b -
1/2-
c -
1-
d -
1-
e -
1/2-
f -
11/2-
gis -
1/2-
a
Zoals je ziet, is er groot gat ontstaan tussen de zesde en de zevende toon, wat een nadeel kan zijn in de melodie. Dit probleem kan worden opgelost door ook de zesde toon te verhogen. Deze mineurvariant met
verhoogde zesde en zevende toon heet
melodisch mineur. Omdat de leidtoon altijd naar de grondtoon erboven trekt, werkt melodisch mineur niet als de melodie naar beneden wordt gespeeld. Als je de toonladder melodisch mineur dalend speelt, vervallen dus alle verhogingen en klinkt de toonladder als de oorspronkelijke aeolische ladder!