Wat zijn barrégrepen voor de gitaar?
In veel gitaarmuziek wordt gebruik gemaakt van barrégrepen. Maar wat is er zo bijzonder aan een barrégreep (of dwarsgreep)? En waarom is het zo belangrijk dat je ook als beginner op de gitaar al snel gaat oefenen op de meest voorkomende barrégrepen, ongeacht of je van klassieke of popmuziek houdt? Hoe zit het met kleine- en grote-barrégrepen? Hoe speel je bijvoorbeeld een F-akkoord in een grote-barréligging op de eerste positie? En hoe in een kleine-barréligging?
Wat is er zo bijzonder aan een barrégreep op de gitaar?
Als je op een klassieke manier
gitaar leert spelen, heb je 4 vingers van je linkerhand beschikbaar om 6 snaren in te drukken: je wijsvinger, middelvinger, ringvinger en pink.
Om toch alle 6 de snaren tegelijkertijd tegen de toets aan te drukken, moet je dus met 1 vinger meerdere snaren tegelijkertijd bedienen. De vinger die je als een soort klem (of eigenlijk als een
capo) op de toets legt, is de wijsvinger.
De greep waarbij je met een enkele vinger ten minste 2 snaren tegelijk indrukt en een of meer andere vingers gebruikt om een akkoord te laten klinken, noemen we een barrégreep of ook wel dwarsgreep.
Ook als
beginner op het gebied van gitaarmuziek word je al snel met barrégrepen geconfronteerd. Dat is het geval als je klassieke gitaarmuziek wilt leren spelen, maar ook als jouw voorkeur uitgaat naar popmuziek of andere lichte muziek.
Het is daarom belangrijk te begrijpen wat barréakkoorden zijn en hoe je barrégrepen kunt spelen. Makkelijk gezegd, een barréakkoord is een muziekakkoord dat door middel van een barrégreep wordt gespeeld. Maar hoe zit het met kleine- en grote-barrégrepen?
Kleine- en grote-barrégrepen
We onderscheiden kleine- en grote-barrégrepen. Bij een kleine-barrégreep leg je de wijsvinger over 2 tot 4 snaren tegelijk. Bij een grote-barrégreep leg je de wijsvinger over 5 tot 6 snaren tegelijk.
Hoe wordt een barrégreep in de muziek aangeduid?
Barrégrepen worden in bladmuziek aangeduid met een Romeins cijfer boven het akkoord en soms ook een vierkante haak voor het akkoord. Het Romeins cijfer geeft de positie van de barrévinger aan. Een I betekent dat je de barré op de eerste positie plaasts, een II dat je de barré op de tweede positie plaatst, enzovoorts. De lengte die haak voor het akkoord geeft aan over welke snaren de barré moet worden gelegd.
Voorbeeld: het F-akkoord in barréligging
Al snel nadat je bent begonnen om je het akkoordenspel eigen te maken, krijg je te maken met het F-akkoord. Dit akkoord bestaat uit een:
- F (als grondtoon)
- A (als grote terts)
- C (als kwint).
Deze tonen kunnen op verschillende posities en in verschillende liggingen op de gitaar worden gespeeld. In ons voorbeeld bespreken we alleen een F-akkoord met een barré op de eerste positie.
F-akkoord in kleine-barréligging /
Bron: Sluffs, Wikimedia Commons (Publiek domein) F-akkoord in een kleine barréligging op de eerste positie
Als beginner op het gebied van het akkoordenspel leer je soms eerst een F-akkoord in een kleine barréligging. Omdat niet alle snaren door de barrégreep worden bedekt, spreken we wel van een open ligging.
Dit F-akkoord wordt vaak door beginners gebruikt, omdat je met de barrévinger (dus de wijsvinger) slechts twee snaren tegelijk hoeft te omspannen. De laagst klinkende snaar die daarbij wordt aangeslagen, is de F op de D-snaar.
De kruisjes op het diagram betekenen dat je de betreffende snaren bij het spelen van dit akkoord niet aanslaat. Het boogje boven de C en de F geeft aan dat je hier met je wijsvinger de barré plaatst.
In de bladmuziek zie je om dit open akkoord aan te duiden vaak door de notenbalk een verticale haak lopen die de C en de F op de eerste positie omspant. Dat het gaat om de eerste positie kun je dan zien aan het Romeinse cijfer I boven het akkoord.
F-akkoord in grote-barréligging /
Bron: Sluffs, Wikimedia Commons (Publiek domein) F-akkoord in een grote barréligging op de eerste positie
Als je ook de bassnaren wilt horen, kies je voor een F-akkoord in de grote-barréligging. Daarbij zie je in de bladmuziek direct voor het akkoord een haak staan die de laagste F tot de hoogste F op de eerste positie omspant.
En natuurlijk wordt ook hier de eerste positie aangegeven met een Romeins cijfer I. De laagst klinkende snaar die daarbij wordt aangeslagen, is de F op de lage E-snaar. Ook alle andere snaren kunnen bij een F-akkoord in deze ligging worden aangeslagen.
Barrégrepen op je gitaar spelen: een hele uitdaging
Vraag aan beginnende of gevorderde gitaristen wat ze het moeilijkst aan het spel met de linkerhand vinden en de meesten antwoorden spontaan: 'Barrégrepen!'
Op de verschillende gitaarfora zijn de meeste gitaristen het erover eens dat het goed leren spelen van barréakkoorden vooral een kwestie is van oefenen, oefenen en nog eens oefenen totdat je ook bij het spelen van barrégrepen alle snaren helder en zonder bijgeluiden kunt laten klinken.
In beginsel plaats je bij een barrégreep de wijsvinger gestrekt op de toets. Je kantelt die vinger doorgaans iets naar links. Dat maakt het iets makkelijker om alle bedoelde snaren goed in te drukken. Verder draagt een goede
houding voor het gitaar spelen in het algemeen en van de
linkerhand in het bijzonder ook bij aan het gemakkelijker kunnen grijpen van barréakkoorden.
Lees verder