Muziekinstrumenten: De luit
Om muziek te maken kun je gebruik maken van je eigen lijf. Denk aan zingen of klappen. Maar al snel in de menselijke geschiedenis werden ook instrumenten gebruikt om nieuwe dimensies aan de muziek toe te voeren. In dit artikel kijken we naar een van de meest populaire muziekinstrumenten van de middeleeuwen tot de barok: de luit.
Oorsprong van de luit
De luit is een snaarinstrument, dat is ontwikkeld uit het instrument dat in Perzië en de Arabische wereld onder de naam '
al ud' bekend was. De letterlijke betekenis van
al ud is
het hout of
het stokje. Het instrument is in Europa terecht gekomen via de kruistochten, maar ook via de Moren, die in Spanje leefden. In veel Europese talen zijn de namen voor de luit afgeleid van hetzelfde
al ud. (Voorbeelden: Duits:
Laute; Engels:
Lute; Italiaans:
Liuto; Pools:
Lutnia). Ook in andere landen (Egypte, China) bestond al in vroeger tijden een instrument dat erg veel gelijkenissen had met de luit.
De luit in Europa
Vanaf het moment dat de luit zijn intrede deed in Europa, maakte het instrument een grote ontwikkeling door. Vooral in de late middeleeuwen, de renaissance en de barok was de luit een erg populair instrument, dat tijdens vele feestelijke gebeurtenissen te horen was.
Populair
luit /
Bron: IMSI Master Clips
Op veel schilderijen, die zijn gemaakt in de vijftiende, zestiende en zeventiende eeuw werd de luit afgebeeld. Enerzijds omdat het instrument in deze periode enorm populair was, anderzijds omdat het instrument symbolisch was voor lichtzinnigheid, wereld vermaak, maar ook voor evenwicht en harmonie. Een luit-speler had natuurlijk een groot voordeel boven een bespeler van fluit of schalmei: hij kon zijn luit-spel voorzien van zang en tekst.
Kansen
Een luitspeler die zijn instrument wist te bespelen, was meestal verzekerd van een goed en betalend publiek. Omdat het van een goede opleiding getuigde als je enige kennis had van de luit en het luitspel, was er ook goed geld te verdienen met het luit-onderricht.
Vorm
De luit is herkenbaar aan de amandelvorm van het bovenblad, de bolling van de buik van het instrument, en de geknikte hals. De buik wordt geconstrueerd door een aantal spanen aan elkaar te zetten (tussen de 9 en 50 stuks). Het bovenblad is prachtig dun geschaafd - hieraan was de meester-instrumentbouwer te herkennen.
Snaren en bespeling
De snaren zijn twee aan twee gegroepeerd, het principe van
dubbelkorigheid, waarbij beide snaren ofwel gelijk, ofwel met één octaaf verschil zijn gestemd. In totaal zijn er zes van dit soort koren. Het hoogste koor, de zangsnaar of
chantarel is meestal slechts één snaar. Opgeteld kom je dus op elf snaren. Beide snaren van één koor worden door de luitspeler tegelijk aangeslagen. De luitspeler, die zijn nagels kort houdt, zet zijn pink op het bovenblad om beide snaren tegelijk aan te slaan. Op deze manier kun je niet veel kracht op de snaren zetten. De wijze van bespelen van de luit is dus heel anders dan bijvoorbeeld bij de moderne gitaar.
Omdat het bovenblad zo mooi dun geschaafd is, én door de dubbelkorigheid, is het volume groot genoeg. Luitsnaren werden destijds uit darm vervaardigd.
Fretten
Op de hals van de luit zijn
fretten aangebracht. Een fret is handig, omdat je precies weet waar je je vinger moet zetten om een bepaalde klank te krijgen. Bij de moderne gitaar zijn deze fretten van metaal, bij de vroegere luit zijn deze ook van darm gemaakt, die om de hals waren gebonden. Mocht de snaar niet goed meer stemmen, dan kon de speler de fretten wat verschuiven om alles toch zuiver te houden. Op de oorspronkelijke luit (
al ud) zaten geen fretten. De oosterse tussenklanken konden daar goed mee gespeeld worden, wat op een luit met fretten niet meer kan.
Ontwikkeling in Europa
Vanaf 1500 wordt de luit in Europa verder ontwikkeld, er verschijnen dan ook luitboeken (bijvoorbeeld van Spinaccino:
Intavolatura del liuto, 1507). Vanaf 1600 maakt de luit in Nederland en Engeland zijn bloeiperiode door. Rond 1600 wordt ook de omvang van de luit uitgebreid, er worden bassnaren toegevoegd. Om basklanken mogelijk te maken, moest ook de lengte van de snaar, en dus de lengte van de hals vergroot worden. In de nieuwe stemming heeft de luit 13 koren.
Concurrentie
De luit krijgt als begeleidingsinstrument vanaf de barokperiode steeds meer concurrentie van de klavierinstrumenten, zoals klavecimbel, piano en orgel. Hierdoor verdwijnt de luit bijna volledig. In barokorkesten wordt de luit nog steeds bespeeld.
Composities
In de bloeiperiode van de luit zijn enorm veel composities gemaakt, waarvan er enkele duizenden ook bewaard zijn gebleven, bijvoorbeeld van John Dowland, Joachim van den Hove, Johann Sebastian Bach.
Voor meer informatie over muziekinstrumenten kun je ook eens kijken op
muziekinstrumenten.startpagina.nl/
Lees verder