Instrument | Omschrijving |
---|---|
Vedel | Vedel, in de literatuur ook wel aangeduid als fidula of viola (in het Latijn), gigue (in het Frans), fydell (in het Engels). De vedel is een verre voorloper van de viool, in sommige modellen zie je vaag de vorm opdoemen die de viool nu heeft. |
Draailier | Dit instrument is een soort van 'gemechaniseerde' vedel. De snaren van het instrument worden in trilling gebracht door er een wiel langs te laten strijken. Dat wiel wordt met een zwengel in beweging gezet. Hierdoor klinkt er dus constant een toon. Door stukjes hout of metaal tegen de snaren te houden is de toon te variëren. Voor de modellen uit de twaalfde en dertiende eeuw heb je twee personen nodig voor de draailier: de een draait het wiel, de ander maakt de tonen. In latere modellen is één persoon voldoende. Bij een draailier worden twee snaren in klank gezet. Met de ene snaar maak je verschillende tonen, de andere snaar laat constant dezelfde bastoon klinken. |
Instrument | Omschrijving |
---|---|
Harp | De snaren van de harp staan loodrecht op de klankkast, zoals dat bij de moderne harpen ook nog is. Soms waren deze snaren van darm gemaakt, soms ook van metaal. Omdat de harp vooral met de nagels werd bespeeld zal de klank wat scherper zijn geweest dan het geluid van de tegenwoordige harp |
Lier, psalterium | Het psalterium is een soort van platte doos, waarover snaren zijn gespannen. Het wordt bespeeld met een tokkelstaafje (zeg maar: plectrum) of met de vingers. Dit instrument houd je op schoot, of voor de borst. |
Hakkebord | Het hakkebord lijkt veel op het psalterium. De speelwijze is anders, wordt het psalterium met een tokkelstaafje tot klinken gebracht, voor het hakkebord worden kleine hamertjes gebruikt. |
Monochord | Ook het monochord is een soort psalterium. Hierbij is echter maar één snaar gespannen. De snaar loopt over twee kammen. Met een tussenkam kun je de toon veranderen. |
Luit | In de middeleeuwen is de luit nog niet het belangrijke en populaire instrument, zoals in de renaissance en barok het geval is. Er zijn in de middeleeuwen twee typen luiten, die allebei hun oorsprong in de Arabische landen hebben (luit is afgeleid van het Arabische al ud). Het ene type komt uit Spanje, dit is een luit met een lange hals. In feite is dit een kalebas met een lange stok eraan. In de rest van Europa komt vooral de korthalsluit voor. De luit zal in de renaissance een grote ontwikkeling doormaken, qua populariteit, maar ook de vorm evolueert nog. |
Citole | De citole had, in tegenstelling tot de luit, een platte achterzijde en was waarschijnlijk bespannen met metalen snaren. Het instrument is een voorloper van de latere citer. |
Instrument | Omschrijving |
---|---|
Kerkorgel | Om een orgel te laten klinken moet er lucht door de orgelpijpen worden gevoerd. De lucht wordt bij het middeleeuwse orgel door blaasbalgen aangeleverd. Om tonen te laten klinken moeten schuiven worden uitgetrokken of ingeduwd. |
Portatief | Het portatief is een draagbaar soort orgel. Met één hand wordt een blaasbalg bediend, met de andere hand kun je een melodie spelen. Een grotere variant is het positief, groter dan het portatief, kleiner dan een kerkorgel. Om dit instrument te bespelen heb je een assistent nodig voor de blaasbalg. |
Clavichord | Het clavichord is een snaarinstrument met toetsenbord. Uit literatuur blijkt dat dit instrument waarschijnlijk in de veertiende eeuw al bestond. In feite is het clavichord een reeks van monochords. |
Instrument | Omschrijving |
---|---|
Schalmei | De schalmei is een blaasinstrument waarbij speler lucht via een dubbelriet in trilling brengt. Er zijn verschillende typen van dit instrument. Je zou de schalmei kunnen beschouwen als de verre voorloper van de hedendaagse hobo. |
Doedelzak | Via een korte pijp wordt lucht in een zak geblazen. Door op die zak te drukken wordt de lucht door een andere pijp weggeblazen. Door de vingergaten op die pijp open of dicht te houden, worden verschillende klanken geproduceerd. |
Blokfluit | Dit blaasinstrument produceert een toon, door lucht over een scherpe rand te blazen. Door de vingergaten open of dicht te houden, kun je verschillende tonen maken. |
Dwarsfluit | Je blaast de lucht over de rand van een luchtgat om een toon te maken. De vingergaten houdt je open of dicht om verschillende tonen te maken. |
Pansfluit | Verschillende pijpen zijn aan elkaar bevestigd. Je maakt de toon door over de rand van de pijp te blazen. Elke pijp heeft zijn eigen toon. |
Instrument | Omschrijving |
---|---|
Olifantshoorn | Deze hoorn werd gesneden uit de slagtand van een olifant. |
Trompet | De metaalbewerking in de middeleeuwen liet niet toe een opgerolde trompetvorm te maken. Het instrument bestond daarom uit een lange buis, met een kleine beker op het eind. De middeleeuwse trompet had nog geen ventielen. |